Capitulatie
Na vijf oorlogsdagen ziet de situatie er op 14 mei slecht uit voor de Nederlandse krijgsmacht. Dat de koninklijke familie en de regering naar Engeland zijn uitgeweken, zorgt ervoor dat de moed bij veel militairen in de schoenen zakt. Hoewel er bij de Afsluitdijk nog wordt doorgevochten, stort de verdediging op veel andere plaatsen in elkaar. De eerste Duitse troepen staan al in Rotterdam. Duitse bommenwerpers bombarderen op 14 mei het centrum van de stad. Die middag komt bij het Algemeen Hoofdkwartier in Den Haag het bericht van het bombardement binnen. Het aantal slachtoffers schiet omhoog en de verwoesting is enorm. Daarna volgt het dreigement dat Nederland meteen moet capituleren, anders zal ook Utrecht gebombardeerd worden.
Telexbericht
Generaal Henri Winkelman, de Nederlandse opperbevelhebber, komt tot de conclusie dat doorvechten geen zin meer heeft. Om vier uur ’s middags gaat er een telexbericht naar zijn ondercommandanten met de opdracht de wapens neer te leggen. Na het bombardement van Rotterdam en de dreiging voor Utrecht wil Winkelman de burgerbevolking sparen en verder bloedvergieten voorkomen. Hij benadrukt dat iedere militair aan zijn soldateneer heeft voldaan. De reacties zijn verschillend. Sommigen zijn opgelucht, anderen teleurgesteld, woedend en gedesillusioneerd.

Ook de Duitsers worden op de hoogte gesteld van de overgave. Later die avond maakt Winkelman over de radio het nieuws aan de Nederlandse bevolking bekend. De capitulatieonderhandelingen kunnen beginnen. In de vroege ochtend van 15 mei krijgt Winkelman het bericht om naar de Maasbrug in Rotterdam te komen. Hij verschijnt met een paar militairen uit zijn staf en een witte vlag. Van hieruit worden zij naar een schoolgebouwtje in Rijsoord gebracht, vlakbij Ridderkerk. Het gebouw is het tijdelijke hoofdkwartier van de Duitsers en Winkelman wordt hier ontvangen door Generaloberst Georg von Küchler.
Definitieve overgave
Von Küchler legt Winkelman negen voorwaarden voor de capitulatie voor. Twee daarvan worden nog geschrapt, zoals de eis dat Nederland de wapens, uitrusting en materieel onbeschadigd zal overdragen. Winkelman geeft aan dat een groot deel van de wapens een dag eerder op zijn bevel is vernietigd en hij hier dus niet aan kan voldoen. Om kwart over tien ‘s ochtends tekenen beide bevelhebbers het document en is de Nederlandse overgave definitief.

Een klein deel van de landmacht, vooral zij die in Zeeland hebben gevochten, is via Franse havens naar Engeland uitgeweken en ontloopt zo krijgsgevangenschap. Daarnaast blijft een flink deel van de Koninklijke Marine uit Duitse handen, zoals twee marineschepen, een paar onderzeeboten en 24 vliegtuigen van de Marineluchtvaartdienst. In totaal ontkomt ongeveer 1.500 man Marinepersoneel aan de Duitsers.
Demobilisatie en opheffing
Drie dagen na de capitulatie benoemt Adolf Hitler de Oostenrijker Arthur Seyss-Inquart tot Rijkscommissaris. Hij wordt hiermee de hoogste Duitse militair in Nederland. De militaire leiding komt in handen van Friedrich Christiansen, een generaal van de Luftwaffe. Deze krijgt de opdracht de Nederlandse krijgsmacht te demobiliseren en op te heffen. De praktische uitvoering hiervan wordt aan het Ministerie van Defensie overgelaten, waarvan de naam wordt veranderd in Afwikkelingsbureau.
De bezetter kiest voor een geleidelijke afwikkeling en ontmanteling van de Nederlandse krijgsmacht. De 26.000 Nederlandse militairen die tijdens de Meidagen krijgsgevangen zijn gemaakt, worden weer vrijgelaten. In juni maakt Christiansen de order en richtlijnen bekend voor de opheffing van het leger. De reserves en dienstplichtigen worden met groot verlof gestuurd.

De beroepsmilitairen mogen kiezen: vrijwillig werken in Duitsland of in Nederland werken bij de nog op te richten Opbouwdienst. Voordat zij ontslag kunnen krijgen, moeten zij wel eerst de erewoordverklaring ondertekenen. Hierin beloven zij niets te doen dat het Duitse Rijk kan schaden. Wie niet tekent, wordt krijgsgevangen gemaakt. Het zorgt voor flinke discussies onder de beroepsmilitairen. Mag je als militair je erewoord aan een bezetter geven, want pleeg je dan geen landverraad? Uiteindelijk tekent het overgrote merendeel de verklaring wel. Slechts 69 militairen weigeren en worden naar Duitsland afgevoerd. Op 15 juli 1940 is de opheffing van het Nederlandse leger een feit.
Opmaken van de schade
De Duitse invasie heeft grote gevolgen. Ongeveer 2.200 Nederlandse militairen sneuvelen en velen raken gewond. Aan Duitse kant sneuvelen er bijna net zoveel en zijn er nog meer gewonden. Bovendien maakt Nederland 1.200 Duitsers krijgsgevangen, vooral goedgetrainde parachutisten, die meteen naar Engeland worden afgevoerd. De Duitse Luftwaffe verliest ongeveer driehonderd toestellen van hun kostbare luchtvloot, vooral transportvliegtuigen. De Nederlandse verliezen zijn hier echter nog hoger: honderd van de 140 toestellen gaan verloren, de rest gaat als oorlogsbuit naar Duitsland.

Ook de burgerbevolking heeft het zwaar te verduren gehad. In totaal vallen er ruim 2.500 burgerdoden, waarvan het overgrote deel in Rotterdam. Hier is de verwoesting van het bombardement enorm: ruim 25.000 woningen en 6.400 bedrijfspanden zijn vernietigd. Ook andere steden raken beschadigd. Op 11 mei vallen er bommen in Amsterdam, waarbij 44 dodelijke slachtoffers vallen. In Zevenbergen en Zevenbergschen Hoek vallen bij een bombardement 36 doden. In Rhenen worden bij de strijd om de Grebbeberg 162 woningen en ongeveer duizend gebouwen beschadigd. Den Helder krijgt zelfs na de capitulatie nog een vergissingsbombardement te verduren, waar de Duitsers later hun excuses voor aanbieden. In Zeeland legt de Duitse artillerie het oude centrum van Middelburg in puin.
Als na de capitulatie de schade verder wordt opgemaakt, blijkt dat elf treinstations zijn verwoest, 135 boerderijen in puin liggen, liefst 82 bruggen vernield zijn en vele wegen beschadigd zijn geraakt door het oorlogsgeweld. Nederland komt als verdoofd en ontzet uit de Meidagen van 1940. En dan is de oorlog nog maar net begonnen.