Zeeland
Als de oorlog uitbreekt, is Zeeland een buitenbeentje in de Nederlandse oorlogsorganisatie. De troepen, vooral infanteristen van het 38e en 40e Regiment Infanterie, staan onder bevel van schout-bij-nacht Hendrik-Jan van der Stad. Hun belangrijkste taak is het openhouden van de vaarroute naar Antwerpen, hoofdzakelijk de Westerschelde.
De stellingen
Er zijn twee verdedigingslinies: de Bathstelling en de Zanddijkstelling. De eerste bevindt zich ter hoogte van het smalste deel van Zuid-Beveland en is bedoeld om de vijandelijke opmars te vertragen. Tussen Yerseke en Hansweert ligt de Zanddijkstelling, de hoofdverdedigingslijn. Deze moet voorkomen dat de vijand verder Zuid-Beveland intrekt en Walcheren, waar Middelburg en Vlissingen liggen, kan bereiken. De verdediging bestaat hier uit artillerie, antitankgeschut, mortieren en luchtafweer. Omdat de omgeving onder water is gezet, is de stelling alleen via een paar dijken toegankelijk.

De rest van Zeeland wordt nauwelijks verdedigd. Op Tholen verblijft een detachement voor de flankverdediging van de Zanddijkstelling. Op Schouwen-Duiveland wordt alleen vliegveld Haamstede verdedigd en op Walcheren zijn de meeste militairen in de havens en op het vliegveld van Souburg te vinden. Zeeuws-Vlaanderen wordt nog wel beschermd door een paar duizend infanteristen, maar op Noord-Beveland zijn helemaal geen troepen.
Eerste gevechten en evacuaties
In de eerste oorlogsdagen krijgen vooral de vliegvelden te maken met vijandelijke aanvallen. Hoewel de Nederlandse militairen hier al een aantal dagen paraat staan, komt de aanval toch als een verrassing. Zowel in Souburg en Haamstede vliegen Duitse jachtvliegtuigen, de Messerschmitts, over die hun mitrailleurs leegschieten. Ook de dagen daarna blijven de vliegvelden doelwit van Duitse vliegtuigen.
Op beide vliegvelden zijn vliegscholen gevestigd, maar de toestellen en het personeel kunnen niet voor gevechtshandelingen worden ingezet. Daarom evacueren de leerlingen en instructeurs van Souburg op 14 mei met de leertoestellen naar Caen, in Frankrijk. Een dag eerder zijn de voertuigen in Haamstede al bij een luchtaanval vernietigd, waarna het personeel en leerlingen over land evacueren. Een week later sluiten zij zich bij hun collega’s uit Souburg aan in Caen en maken ze samen de oversteek naar het Verenigd Koninkrijk. De meeste leerlingen dienen tijdens de oorlog bij de Royal Air Force.

Ook de scheepvaart krijgt het tijdens de eerste oorlogsdagen te verduren. Tijdens een bombardement op de haven van Vlissingen gaan er op 12 mei maar liefst vier schepen verloren. Zo wordt een veerboot die als hospitaalschip dient getroffen. Twaalf mensen komen hierbij om het leven, van wie vijf burgers. Op een ander schip vallen dertien doden. Er is schade aan schepen, haveninstallaties, kantoorgebouwen en het station. Drie dagen later nemen Duitse Junker-vliegtuigen een Britse torpedobootjager onder vuur. Het schip strandt bij Terneuzen en meer dan dertig mensen komen om.
Zodra de oorlog uitbreekt, sturen Engeland en Frankrijk versterkingen naar Nederland. Vooral de Fransen sturen veel manschappen: in drie dagen tijd arriveren ongeveer 6.000 militairen in de haven van Vlissingen. Het merendeel trekt door naar Noord-Brabant, terwijl één regiment in de stad achterblijft. De samenwerking tussen schout-bij-nacht Van der Stad en de Franse commandant verloopt stroef. De Fransman moppert veel over het lage Nederlandse troepenaantal en het gebrek aan artillerie en luchtafweer. Op 13 mei komen alle Nederlandse troepen op Zuid-Beveland en Walcheren onder Frans commando.
De laatste dagen
De strijd tegen de Duitsers verloopt moeilijk. De Franse troepen in Noord-Brabant kunnen geen vuist maken en moeten zich al op 12 mei terugtrekken naar Zeeland en Antwerpen. Het SS-Regiment Deutschland rukt vanaf Woensdrecht op richting Zuid-Beveland. Een paar uur later, op 15 mei, geeft Nederland zich over. Maar omdat er in Zeeland nog duizenden Franse troepen aanwezig zijn, geldt de overgave in deze provincie niet en wordt er doorgevochten.

Bij de Bath- en Zanddijkstellingen wachten de Nederlanders op wat komen gaat. Achter hen hebben de Franse versterkingen snel een eigen linie opgebouwd. Het moreel van de Nederlandse troepen is laag, wat vooral komt door de overgave van de rest van het land. Na een artilleriebeschieting vluchten de meeste Nederlandse militairen al snel van de Bathstelling naar de Zanddijkstelling. Wanneer de Duitse SS’ers daar aankomen, stuiten ze ook hier op weinig weerstand. Het ondergelopen land zorgt wel voor wat vertraging, maar veel Nederlanders hebben geen zin in een strijd op leven en dood en kiezen het hazenpad. Op 15 mei valt ook de Zanddijkstelling.
Daarna richten de SS-eenheden zich op de Franse stellingen bij het Kanaal door Zuid-Beveland en, als deze zijn ingenomen, op de Sloedam. Bij deze dam van veertig meter breed en achthonderd meter lang, de enige landverbinding tussen Zuid-Beveland en Walcheren, moeten de Duitsers gestopt worden. Dit lukt, door toedoen van stevig Frans artillerievuur. Er ontstaat een artillerieduel. Duitse kanonnen beschieten de Sloedam, Arnemuiden en Middelburg, waar het centrum in vlammen opgaat. De Fransen beschieten de Duitsers vanaf marineschepen op zee en kanonnen op het land en krijgen het zelf te verduren van de Duitse Luftwaffe.

Door het Duitse artillerievuur hebben de Fransen het zwaar en velen slaan op de vlucht. Vanuit de haven van Vlissingen weten zij allerlei vaartuigen te bemachtigen en de overkant van de Westerschelde te bereiken. Als één van de laatste verdedigers blijft de Franse commandant met een handvol soldaten in de haven achter. Hij wordt getroffen en sneuvelt ter plekke. Aan het eind van de avond is Vlissingen in Duitse handen. Bijna 160 Fransen overlijden tijdens de strijd in Zeeland. Meer dan 2.000 worden krijgsgevangen gemaakt.
De val van Zeeland
Schout-bij-nacht Van der Stad is dan al Zeeland ontvlucht. Hij is na de Nederlandse overgave tot bevelhebber van alle strijdkrachten benoemd en heeft een plan om Zeeuws-Vlaanderen te verdedigen, maar hier komt niets van terecht. De Franse commandant eist namelijk dat alle Nederlanders vertrekken, omdat zij de Franse militairen ongerust en nerveus maken. Daardoor trekken de Nederlanders door naar het Belgische Oostende. In de avond van 19 mei is majoor De Heer van het 40e Regiment Infanterie de laatste nog in functie zijnde militair die het Nederlands grondgebied verlaat. Van der Stad lukt het niet uit Duitse handen te blijven: hij wordt op 21 mei in Noord-Frankrijk krijgsgevangen gemaakt.
In sneltreinvaart veroveren de Duitsers Antwerpen en rukken verder op richting de Noordzeekust. Binnen een paar dagen wordt ook Zeeuws-Vlaanderen onder de voet gelopen. Op 27 mei 1940 is ook het laatste stukje Nederland volledig veroverd.
