Grebbeberg

Verkleed in Nederlandse uniformen trekt een Duitse overvalpatrouille in de nacht van 9 op 10 mei 1940 per fiets de grens over. Het is de bedoeling om de brug bij Westervoort te veroveren, zodat de grondtroepen makkelijk de IJssel kunnen oversteken. Hoewel het ze lukt om voorbij de grensposten te komen, lopen ze een paar kilometer verderop tegen de lamp. De Nederlandse militairen vertrouwen het namelijk niet: de militairen dragen vreemde helmen van karton, hebben andere wapens bij zich en alleen de commandant spreekt Nederlands. De Duitsers worden aangehouden.

Zwakke IJssellinie

Al snel steekt de rest van het Duitse leger de grens over. In de Nederlandse linies gaan de eerste waarschuwingsberichten rond. Het lukt de Nederlandse eenheden langs de IJssel om de bruggen op tijd onklaar te maken. Op veel plaatsen hebben de Duitsers echter weinig moeite om de rivieren met drijvende bruggen alsnog over te steken. Bij Zutphen hebben ze vanwege gebrek aan materieel meer moeite en bij Zwolle en Deventer lukt het helemaal niet. Daardoor moeten duizenden militairen op één plek de oversteek maken, wat voor een grote opstopping zorgt.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto. Militaire voertuigen rijden over een geïmproviseerde brug over een rivier, op de kant staan twee voertuigen op hun beurt te wachten. Zowel op, in en om de wagens staan meerdere militairen. In de voorgrond een grote stapel stenen, in de achtergrond polderlandschap met bomen, op de rivier ligt een bootje.
Beeld: ©NIMH
Een Duitse pontonbrug over de IJssel tussen het Zutphense Hoornwerk en De Hoven. Door gebrek aan pontons komt deze noodbrug pas laat in de middag op 11 mei in gebruik.

De zwakke IJssellinie is gevallen en de weg naar de centraal gelegen Grebbelinie ligt open. De Grebbelinie is de zogenaamde hoofdverdedigingslijn en speelt daarom een cruciale rol in de Nederlandse militaire strategie. Door middel van een hardnekkige verdediging moet de vijandelijke opmars gestuit worden, om zo de Vesting Holland – met Den Haag, Amsterdam en Rotterdam – uit Duitse handen te houden. In de tussentijd hebben Engeland en Frankrijk de kans om te hulp te schieten. Het is daarom van belang dat de twee Nederlandse legerkorpsen aan de Grebbelinie koste wat kost stand weten te houden.

Grebbelinie

De Duitse aanval komt over twee lijnen. Het zwaartepunt ligt in het zuidelijke deel, via Arnhem en Wageningen. In de maanden voor de inval hebben de Duitsers de Grebbelinie al verkend en besloten dat de aanval bij Wageningen moet plaatsvinden. Hier is de verdediging minder diep en kan de artillerie goed worden ingezet. Bovendien is het land hier niet onder water gezet. Een oprukkende Duitse divisie neemt het hier op tegen het Nederlandse 8e en 19e Regiment Infanterie, waarvan de eerste voor en op de Grebbeberg opgesteld staat. Dit zijn ongeveer 2.500 militairen. De Duitse divisie is vele malen sterker, zowel in man- als slagkracht. Toch worden niet alle Duitse troepen ingezet. Op het hoogtepunt van de aanval zijn de Nederlanders zelfs in de meerderheid. De Nederlandse commandanten weten dit niet uit te buiten.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto. Een zigzaggende loopgraaf, daarin staan militairen die met hun wapens bezig zijn, de wanden zijn met houten planken bedekt, bovenop liggen zandzakken. In de omgeving polderlandschap met veel jonge boompjes.
Beeld: ©NIMH
Duitse militairen plegen wapenonderhoud in veroverde Nederlandse loopgraven, waarschijnlijk ergens in de Valleistelling.

Bij de Grebbeberg bestaat de linie uit meerdere lijnen. In de voorpostenstrook, die tussen de berg en Wageningen ligt, moeten de Nederlanders de eerste weerstand bieden. Voor de militairen op de hoofdweerstandsstrook op de Grebbeberg geldt een absoluut verbod om ook maar iets van terrein op te geven. Voor die verdediging baseren de Nederlanders zich op statische oorlogvoering, dus het verdedigen vanuit een vaste positie, met de nadruk op steun van artillerie, de zogenaamde vuursteun. Het Nederlandse leger is niet goed bewapend en matig getraind, dus bewegelijke oorlogvoering is geen optie. Ironisch genoeg kan het Nederlandse leger op de Grebbeberg niet goed gebruikmaken van de artillerie en maken de Duitsers juist wel gebruik van beweeglijke aanvalstroepen in combinatie met veel vuursteun.

In de nacht van 10 op 11 mei begint de Duitse aanval op de Grebbeberg met een artilleriebeschieting op de voorposten. Hierna volgt een aanval van twee Duitse bataljons, een paar duizend man sterk. Zij maken handig gebruik van de dekkingsmogelijkheden in het landschap, zoals boerderijen, schuren en boomgaarden. Stap voor stap rollen de Duitsers de Nederlandse voorposten op.

Mislukte tegenaanvallen

Er volgt een Nederlandse tegenaanval om de voorpostenstrook te heroveren. Eenheden van het 8e Regiment worden hier compleet door verrast en schieten op eigen troepen. De tegenaanval loopt uit op een mislukking. Na een zware dag vol artilleriebeschietingen zijn de Nederlanders onder de indruk van de Duitse aanval. Het heersende onheilsgevoel wordt versterkt door het gekrijs uit Ouwehands Dierenpark, waar tropische vogels en apen zijn vrijgelaten. De spanning stijgt en Nederlandse militairen legen hun geweren op elk geluid dat klinkt. Een Nederlandse artilleriebeschieting op de Duitsers in de voorposten zorgt ervoor dat de Duitse aanval op de berg met een dag wordt uitgesteld.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto. Een kanon staat in de tuin van een boerderij, daaromheen staan en lopen zes Duitse militairen. Links in de achtergrond een hoge schuur, verder bomen en in de verte een silo.
Beeld: ©NIMH
Een Duitse houwitser in de omgeving van de Grebbelinie. De Duitse artillerie staat buiten het bereik van de Nederlanders opgesteld, maar kan de Nederlandse stellingen zelf wel bestoken.

De gehele ochtend van 12 mei bestaat uit inslagen door hevig artillerievuur. Kort na het middaguur zetten de Duitsers de aanval op de berg in. Tegen de avond is de berg veroverd. Hoewel de Nederlanders wel degelijk strijd leveren, zijn hun tegenaanvallen ongecoördineerd, slecht voorbereid en ontbreekt het aan artilleriesteun. De bekendste tegenstoot is die van reserve-majoor Johan Jacometti. Hij gaat voorop in de strijd om de Duitsers te verdrijven, maar sneuvelt. De tegenaanval mislukt.

Genadeklap

Als laatste redmiddel bedenkt kolonel Antonie van Loon een tegenaanval om de situatie te redden. Vanuit Achterberg, ten noorden van Rhenen, rukken troepen op naar de berg. Dit zijn vooral oudere reservisten. Het onderlinge verband tussen de eenheden verdwijnt al snel. Doordat zij in open terrein oprukken, vormen zij een perfect doelwit voor de Duitse mitrailleurs en scherpschutters. Duitse duikbommenwerpers, de Stuka’s, geven de genadeklap. De bataljons trekken zich chaotisch terug. De Stuka’s kunnen ongehinderd hun gang gaan, want luchtsteun van de Britse Royal Air Force blijft uit. Hoewel de Nederlandse luchtstrijdkrachten wel wat hulp bieden, is het niet meer dan morele steun en brengen ze de Duitsers maar weinig schade toe.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto. Vier dode militairen liggen langs de kant van de weg langs een tuinhek, op het hek staat een bordje met de woorden ‘Rust Wat’. In de achtergrond bomen en rijtjeshuizen.
Beeld: ©NIMH
Vier gesneuvelde Nederlandse militairen langs de Grebbeweg in Rhenen. Op het bordje aan het tuinhek staat ‘Rust Wat’, de naam van het daar gelegen restaurant.

Een dag later breken de Duitse troepen door de laatste linie.  De Duitsers vallen hierdoor niet alleen van voren aan, maar ook in de rug van de Nederlanders. Naast het Ouwehands Dierenpark bevindt zich een Nederlandse commandopost, die door mitrailleurs en veldgeschut onder vuur wordt genomen. Na de strijd worden hier de verkoolde stoffelijke resten van majoor Willem Landzaat gevonden, die ten koste van alles stand heeft proberen te houden. Diverse commandanten van de bataljons van het 8e Regiment geven zich over. De regimentscommandant ziet dat de strijd verloren is en trekt zich met zijn manschappen naar de Rijn waar zij zich tot de capitulatie op 15 mei in een steenfabriek schuil houden.

Moegestreden

De Nederlanders hebben in de middag van 13 mei alleen nog het viaduct in Rhenen in handen. Zij moeten voorkomen dat de Duitsers de spoorlijn bereiken. Zij weten nog twee aanvallen tegen te houden, maar moeten het onderspit delven na een aanval van Duitse Stuka’s. De Grebbelinie is gevallen. De Nederlanders zijn moegestreden, de samenwerking en onderlinge contacten zijn verbroken en de eenheden trekken zich in wanorde terug naar het westen.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto. Een militair en een in het wit geklede verpleegster zitten op hun hurken op de grond, de militair houdt een pen en blocnote op zijn knie. Voor hen ligt een wit doek met attributen, rechts een lichaam dat met een wit deken bedekt is, de benen steken er onderuit.
Beeld: ©NIMH
Een Nederlandse veldprediker en een verpleegster van het Rode Kruis proberen op de Grebbeberg de identiteit van een gesneuvelde Nederlandse militair te achterhalen.

Er zijn meerdere verklaringen voor de nederlaag op de Grebbeberg. Ten eerste zijn de Duitsers beter getraind en bewapend. Ten tweede is het de Nederlandse krijgsmacht niet gelukt om het gebied goed in te richten voor de verdediging. Er is geen vrij schootsveld voor de artillerie gecreëerd en het zuidelijke deel van de linie is niet onder water gezet. Daarnaast staan bijna alle wapens naar het oosten opgesteld, zodat Duitsers die doorbreken niet meer onder vuur kunnen worden genomen. De artillerie kan nauwelijks worden ingezet en versterkingen komen te laat en van te ver. Tot slot schiet ook de commandovoering ernstig tekort. Aan Nederlandse kant sneuvelen 425 militairen, aan Duitse kant meer dan 200, maar precieze cijfers zijn niet te geven.