Zuid-Limburg

Vol verbazing staat een Duitse kolonel in Zuid-Limburg in mei 1940 tegenover Nederlandse officieren. De Duitsers hebben de oevers van de Maas bereikt en daarmee heeft Maastricht zich overgegeven. Na slechts acht uur te hebben gevochten is het een snelle nederlaag voor de Nederlanders geworden, maar het heeft de Duitse opmars toch enige vertraging opgeleverd. Dat is alleen niet waar de Duitse kolonel zich over verbaast: het blijkt namelijk dat de Nederlandse troepen niet eens over fatsoenlijk materiaal beschikken.

Oude kanonnen

Zuid-Limburg is zwak verdedigd. Het ligt ingeklemd tussen België en Duitsland en bovendien ligt de kern van de Nederlandse verdediging bij de Grebbelinie. De bevelhebber in Limburg heeft daarom weinig om op te steunen. Hij beschikt maar over iets meer dan 3.500 man, een paar honderd mitrailleurs en nauwelijks zware wapens zoals kanonnen. Het zegt genoeg dat een viertal kanonnen waar hij wel over beschikt,  uit de negentiende eeuw komen. En dat terwijl de verdediging uit drie linies bestaat. De verbazing van de Duitse kolonel is terecht.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto. Een zandhoop met bovenop een mitrailleur. Daaromheen steken twee houten kisten boven het zand uit, rechts wat kartonnen dozen. Links van de mitrailleur ligt een rond magazijn in het zand. In de achtergrond akkerland.
Beeld: ©NIMH / Losse Fotografische Objecten
Een Nederlandse mitrailleur ligt verlaten op een kazemat bij Roermond. Opvallend zijn de houten kistjes die na de bouw van de kazemat zijn gemaakt om de luchtbuizen te beschermen.

De drie linies liggen er als volgt bij. De eerste bestaat uit grenswachten en loopt vlak langs de grens met Duitsland. Deze grenswachten hebben de simpele taak om te waarschuwen bij een invasie. Terugslaan zit er voor hen namelijk niet in: daarvoor zijn zij te licht bewapend en bovendien zijn de groepjes te klein. Dwars door Zuid-Limburg loopt de tweede linie. Zij moeten bruggen en wegversperringen onklaar maken en zo voor vertraging van de opmars zorgen. Achter het Julianakanaal en rond Maastricht ligt de derde en laatste linie. Aan hen de taak om de Maasbruggen te vernielen en ervoor te zorgen dat de vijand België niet binnendringt.

Verrassingsaanval

Voor de Duitsers is er maar één reden om Zuid-Limburg binnen te vallen: zo snel mogelijk Maastricht veroveren en doorstoten naar België en Frankrijk. In de vroege ochtend van 10 mei voeren de Duitsers vlak over de grens bij Maastricht een verrassingsaanval uit met luchtlandingstroepen en parachutisten. Het is voor deze kleine eenheden belangrijk dat de grondtroepen zo snel mogelijk bij hen aansluiten, want op zichzelf kunnen ze niet lang standhouden. Meerdere Duitse divisies vallen het zuiden van Nederlands-Limburg en Noord-Brabant binnen. De troepen in Noord-Brabant moeten daarna naar België trekken.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto. Drie militairen staan bij een hekje met prikkeldraad, de linker staat op het punt eroverheen te stappen, de middelste kijkt geërgerd achterom naar de camera, de rechter naar het hek.
Beeld: ©NIMH / Losse Fotografische Objecten
Duitse militairen klimmen in de omgeving van Broekhin (bij Roermond) over een hek van prikkeldraad.

De invallen beginnen kleinschalig. Al op 9 mei steken drie kleine groepen Duitse militairen per fiets de Nederlandse grens over. Zij moeten de Nederlandse sabotage van de bruggen voorkomen. Dit plan mislukt: alle groepjes worden ontdekt. Ook op 10 mei, vlak voor de grote Duitse inval, trekken zulke sabotageploegen, verkleed in Nederlandse politie-uniformen, richting Maastricht en het Julianakanaal. Bij de plaats Susteren komt één ploeg in contact met een Nederlandse patrouille. Als een zogenaamde politieagent per ongeluk in het Duits scheldt, barst een gevecht los, maar alle Nederlanders kunnen het navertellen.

Al snel volgen de reguliere Duitse troepen. De grenswachten in de eerste Nederlandse linie kunnen geen echte weerstand bieden en worden overlopen. Toch lukt het veel van hen nog wel om alarm te slaan. Op een aantal plaatsen verzetten de Nederlanders zich hevig, en dat tegen een overmacht van een Duitse pantserdivisie. Op de Dolsberg worden bijvoorbeeld twee Duitse vliegtuigen uitgeschakeld, rijdt een tank op een mijn en krijgt een andere tank een voltreffer in de pantserafweer. Maar na twee uur is ook de strijd in het voordeel van de Duitsers gevallen en moeten de Nederlandse troepen de strijd staken. De tweede linie is definitief gevallen.

Grote uitdaging

Voordat de Duitsers bij de rivier de Maas kunnen komen, stuiten zij nog op een lastige hindernis: het Julianakanaal. Met twintig zware mitrailleurs, twee antitankkanonnen en twee verouderde stukken geschut beschikken de Nederlanders hier over een beperkt aantal, maar wel zware wapens. Omdat de Nederlandse militairen de bruggen op tijd hebben vernield, kost het de Duitsers op veel plaatsen grote moeite door te breken. Op andere plekken gaat de opmars voorspoediger. Toch blijft het voor de Duitsers een grote uitdaging om alle troepen over de nog wel bruikbare bruggen te loodsen.

De rivierovergangen in Maastricht zijn het hoofddoel van de Duitse troepen. De stad is beschermd door een schild van verdedigingspunten in het oosten: het zogenaamde Buitenste Bruggenhoofd. Maar ook hier is veel te weinig mankracht. Het is dan ook de bedoeling dat men het hier net lang genoeg moet volhouden. Het is vooral belangrijk dat de troepen in het centrum van de stad, het Binnenste Bruggenhoofd, de tijd krijgen om de bruggen over de Maas te vernielen. Er zijn maar honderd militairen beschikbaar om deze opdracht te volbrengen en bij de spoorbrug ten noorden van de stad zijn dat er nog minder.

Fanatieke verdediging

Ten noorden van Maastricht begint in het holst van de nacht de aanval op de stad. Ook nu gaan de eerste Duitse troepen verkleed als Nederlandse militairen en mislukt het plan weer. De Nederlandse eenheid brengt de aanvallers zware verliezen toe. Bij het Buitenste Bruggenhoofd weten de Duitsers wel door te breken. Een totale overrompeling van de Maastrichtse bruggen blijft uit, vooral omdat de Nederlandse troepen in het centrum alles op alles zetten en fanatiek terugvechten. Met antitankgeweren schakelen zij meerdere pantserwagens uit. Het kost de Duitsers veel moeite, maar door de komst van nieuwe troepen en wapens kunnen de Nederlanders na een uur niet anders dan zich terugtrekken.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto. Uitzicht over een vernielde brug, in het water liggen drie rubberboten met daaroverheen loopplanken die de ene kant met de andere verbinden. Aan de overkant steken aan weerzijde van de weg twee toren uit. Op de rubberen vlotten en bovenaan, tussen de torens, staan een paar militairen. In de achtergrond huizen.
Beeld: ©NIMH / Losse Fotografische Objecten
Door middel van rubberboten en loopplanken steken Duitse militairen de vernielde Sint Servaasbrug in Maastricht over.

Het lukt de Maastrichtse verdedigers wel om de Sint-Servaasbrug, de Wilhelminabrug en de spoorbrug op de blazen. Zij trekken zich terug op de westoever en vechten hardnekkig door. Vooral bij de spoorbrug gaat het er hevig aan toe. Het zijn helaas niet meer dan de laatste pogingen tot verzet: de Duitse overmacht is te groot. Wanneer de angst groter wordt dat de Duitsers met artillerie of vliegtuigen de stad gaan bombarderen om zo de beslissende klap uit te delen, geeft de commandant van het gebied, Albert Govers, zich over.

Het uiterste zuiden van Nederland is in rap tempo overlopen. Toch vieren de Duitsers geen feest. Door de verwoeste bruggen lopen ze flinke vertraging op. Het plan was om al in de ochtend van 10 mei het Fort Eben Emael te veroveren en dit lukt ze pas 25 uur later. Er sneuvelen 47 Nederlanders in Zuid-Limburg en minstens net zoveel Duitsers, maar precieze aantallen zijn moeilijk vast te stellen.