Lodewijk Cnopius
De Limburgse beroepsmilitair Lodewijk Cnopius is als ritmeester (kapitein) commandant van een eskadron bij het Regiment Huzaren. Hij is geliefd onder zijn manschappen. Terwijl hij met de Huzaren tijdens de meidagen in Apeldoorn gelegerd is, zit zijn vrouw Jacoba thuis in Wassenaar met dochter Hansje en hun zoon, die dezelfde namen heeft als zijn vader maar Kees wordt genoemd.

Huzaren in terugtocht
Als de oorlog begint en de Duitse troepen Nederland binnentrekken, worden de Huzaren al snel geconfronteerd met de snelheid van de Blitzkrieg. De Nederlanders zijn echter geen partij voor de Duitsers. Langzaam maar zeker moet het eskadron van Cnopius zich steeds verder terugtrekken. Eerst naar Voorthuizen, Terschuur en Nijkerk. Vervolgens naar de kazerne in Soesterberg en uiteindelijk naar kasteel De Haar in Haarzuilens. Eenmaal daar aangekomen, komt het bericht van de capitulatie binnen.
Japanse krijgsmaneer
Dit zorgt voor veel consternatie en teleurstelling onder de manschappen. Het nieuws valt ook bijzonder slecht bij Cnopius. Sterker nog: er knapt iets bij hem. Cnopius zit met de staf van zijn eskadron in een boerderij tegenover het kasteel. Tegen de avond komt een ordonnans binnen met het bericht van de capitulatie. Ooggetuigen zeggen dat de ritmeester vrijwel direct daarna de boerderij verlaat en het tuinpad oploopt. Kort daarna klinkt één enkel schot: Lodewijk Cnopius heeft zichzelf van het leven beroofd.
Een luitenant verklaart later dat Cnopius na het horen van het nieuws helemaal is ingestort. Voor zijn gevoel heeft hij ontzettend gefaald en kan hij niet leven met de capitulatie. Geheel in stijl van de Japanse krijgsmaneer maakt hij deze drastische keuze.
