Max Wolff: tolk en militair in dienst van de bevrijders

Nog maar veertien jaar is Max Wolff wanneer in Nederland de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Amper vier jaar later maakt hij als tolk deel uit van de geallieerde legers die Frankrijk, België en Nederland bevrijden. Wolff wordt voor zijn oorlogsinzet onder meer onderscheiden met de Franse Légion d’Honneur.

Vergroot afbeelding Een jonge Max Wolff, inmiddels in geallieerd uniform gestoken, in de nazomer van 1944 in Brussel. Hij staat hier voor een legerwagen.
Beeld: M. Wolff
Een jonge Max Wolff, inmiddels in geallieerd uniform gestoken, in de nazomer van 1944 in Brussel.

Geboren en getogen in Arnhem

Max wordt in januari 1926 in Arnhem geboren en is een nakomertje in het Joodse gezin van Bernard M. Wolff en Rosalia Israëls, dat verder nog twee dochters telt. De familie woont in een statig pand aan de Sweerts de Landasstraat 11 en is welgesteld. Vader Bernard Wolff is eigenaar van een groothandel in vee en vlees. Het gezin krijgt ook in de vooroorlogse jaren hadden al te maken met antisemitisme. Max komt vanwege zijn joodse achtergrond niet door de ballotage van de Arnhemse hockey- en tennisvereniging. Wat hem echter nog het meeste steekt is dat hij als Joods jongetje niet altijd op kinderfeestjes wordt teruggevraagd. Max: “Dat is me altijd bijgebleven”.

Vergroot afbeelding De binnenstad van Arnhem tijdens het interbellum. Bovenaanzicht. De kerktoren is goed te zien.
Beeld: NIMH
De binnenstad van Arnhem tijdens het interbellum. Niet alleen de wieg van Max Wolff stond in de Gelderse stad. Hij groeide er ook op.

De Duitse inval in mei 1940 zorgt ervoor dat het leven van de familie Wolff drastisch en voor altijd zal veranderen. Vrijwel meteen worden de eerste anti-Joodse maatregelen afgekondigd en krijgen Joden steeds minder bewegingsvrijheid. Max en Kitty, een van zijn twee zusjes, overnachten vanaf begin 1941 uit veiligheidsoverwegingen zelfs niet langer thuis. Begin mei 1942 verergert de situatie wanneer de bezettingsautoriteiten de invoering van de Jodenster aankondigen. Max en zijn ouders moeten kort daarop hun woning in de Sweerts de Landasstraat verlaten. "Op 13 mei 1942 werd ons huis gevorderd door de Nederlandse SS", aldus Max. "We moesten erbinnen één uur uit. Alleen een koffer met wat kleding mochten we meenemen." Het gezin krijgt een tijdelijk onderkomen toegewezen.

Vluchten en onderduiken

De familie Wolff beraadt zich op ontsnappingsmogelijkheden. Ze besluiten in twee groepjes de wijk te nemen naar Zwitserland. Max en zijn ouders vormen het tweede groepje. Op 11 augustus 1942 is het zover. Bij het krieken van de dag verlaat het drietal, voorzien van een klein koffertje, valse paspoorten en zonder Jodensterren hun woning in Arnhem. Dezelfde dag nog belanden zij in het West-Brabantse dorpje Nispen, waar het verzet hen over de grens helpt. Via Antwerpen arriveert het drietal in een chocoladefabriek in de Brusselse wijk Molenbeek. Het Belgische verzet gebruikt de fabriek als safe house. Hier ontmoeten zij volgens afspraak de twee zussen en zwager van Max die eerst zijn vertrokken uit Nederland. Het zal de laatste keer zijn dat ze elkaar zien. Na het vertrek van Max’ zussen en zwager naar Zwitserland wordt niets meer van hen vernomen. Naar later blijkt worden zij door Zwitserse grenswachten gearresteerd en vervolgens overgedragen aan de politie van Vichy-Frankrijk.

Daarmee tekenden zij indirect het doodvonnis van de drie Joodse vluchtelingen. Via een doorgangskamp bij Parijs worden ze naar concentratiekamp Auschwitz getransporteerd, waar zij direct na aankomst op 14 november 1942 worden vermoord.

Max Wolff zal tijdens de oorlogsjaren niet alleen zijn twee zussen en zwager, maar ook het grootste deel van de rest van zijn familie verliezen, in totaal 286 mensen.

Het is ondertussen eind 1942 en de situatie in Frankrijk is grondig veranderd. Na de geallieerde landing in Noord-Afrika is het vrijwel onmogelijk geworden om nog illegaal de grens met Zwitserland te passeren. Terugkeren naar België is voor de familie Wolff voorlopig de enige optie. Via vele onderduikadressen belandden Max en zijn ouders in de loop van 1943 voor langere tijd in een bank in Halle bij Brussel. Tot overmaat van ramp betrekt half juni 1944 een SS-eenheid het gebouw. De kans op ontdekking is nu levensgroot, waardoor er voor Max en zijn ouders niets anders op zit dan te schuilen in de kluis van de bank. Deze ruimte is bijzonder klein en heeft slechts één luchtkoker.

Door de linies

Max, inmiddels achttien jaar, heeft er schoon genoeg van om nog ondergedoken te zitten. Hij wil weg, naar Normandië, om zich daar als oorlogsvrijwilliger aan te sluiten bij de geallieerden. Hoewel zijn ouders er niets voor voelen, is Max vastbesloten. Eind juni 1944 zet het Belgische verzet hem over de grens. Nu staat hij er alleen voor. Wat volgt is een chaotische reis richting het invasiegebied. Ondanks alle gevaren arriveert hij eind juli 1944 heelhuids bij het dorpje Banneville-la-Campagne, even ten oosten van Caen en op een steenworp afstand van het front. Kort daarna trekken de Duitse troepen zich terug en bevindt Max Wolff zich binnen het geallieerde bruggenhoofd. Daarmee is voor hem eindelijk de weg vrij om zich aan te melden voor militaire dienst. Het is de bedoeling dat de Arnhemmer zich aansluit bij de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene. Bij aankomst in het Allied Training Centre Wrottesley Park bij Wolverhampton blijkt echter dat de brigade zich inmiddels in Zuid-Engeland bevindt in afwachting van inscheping naar Normandië.

Vergroot afbeelding Sergeant Max Wolff poseert met Captain William Timpany, de commandant van het verkenningsdetachement van 106th Transport Stores Depot, in augustus 1944 aan de Frans-Belgische grens.
Beeld: M. Wolff
Sergeant Max Wolff poseert met Captain William Timpany, de commandant van het verkenningsdetachement van 106th Transport Stores Depot, in augustus 1944 aan de Frans-Belgische grens.

Hoewel op papier ingedeeld bij de Irenebrigade, zal Max Wolff nooit bij de Nederlandse landmachteenheid dienst doen. In Engeland komt namelijk spoedig aan het licht dat de Arnhemmer uitstekend Frans en Duits spreekt. Na een korte primary training wordt hij daarom gedetacheerd bij een eenheid van de Royal Engineers om tolkwerkzaamheden te verrichten. In de rang van sergeant ging hij in eerste instantie deel uitmaken van een verkenningsdetachement van het 106th Transportation Stores Depot en het 954th Pioneer Corps, dat in België een bevoorradingsdepot moet voorbereiden. Tijdens de werkzaamheden in de buurt van Halle, eind augustus, volgt een emotioneel weerzien met zijn ouders.

Na de bevrijding van Zuid-Nederland vertrekt Max Wolff begin november naar Heusden aan de Maas, waar hij wordt gedetacheerd bij 627th Royal Artillery Regiment. In dit dorp heeft zich kort daarvoor een groot menselijk drama voltrokken nadat Duitse troepen in de nacht van 4 op 5 november onaangekondigd de toren van het stadhuis hebben opgeblazen. 134 inwoners van het dorp komen om. Wolff verleent met zijn eenheid dagenlang hulp bij het bergen van de slachtoffers.

Vergroot afbeelding Militairen lopen links langs het water. Zij lopen achter elkaar.
Beeld: NIMH
Toen Max Wolff in Heusden was gelegerd nam hij meerdere keren deel aan patrouilles in het rivierengebied.

Begin 1945 belandt Wolff bij de 69th Canadian General Transport Company. Deze transporteenheid is begin februari 1945 betrokken bij operatie Veritable, de verovering van het grondgebied tussen de rivieren de Roer en de Rijn. In de laatste oorlogsweken voert Max Wolff met zijn eenheid nog een speciale opdracht uit. Wolff en zijn collega's brengen medische hulpgoederen naar concentratiekamp Bergen-Belsen. Ze worden daar geconfronteerd met afschuwelijke taferelen. Wolff:

"De vreselijke dingen die ik daar gezien heb, zijn me tot de dag van vandaag bijgebleven."

Korte tijd later wordt hij op eigen verzoek overgeplaatst naar zijn geboorteplaats Arnhem. Hier gaat hij deel uitmaken van de 37th Grave Concentration and Identification Unit. In de maanden die volgen is Max actief betrokken bij de aanleg van de oorlogsbegraafplaats van Oosterbeek en het bergen en herbegraven van geallieerde militairen die sneuvelden tijdens de slag om Arnhem.

Naoorlogse periode

In de herfst van 1945 zijn de bergings- en identificatiewerkzaamheden voltooid. Wolff houdt nog tot zijn eervol ontslag in 1946 het Britse uniform aan. Hoewel pas twintig jaar oud heeft hij schoon genoeg van het militaire leven. Toch moet hij nog zijn Nederlandse dienstplicht vervullen. Pas in december 1948 keert Wolff terug in de burgermaatschappij. In de jaren daarna is de oorlog nooit ver weg. "Familie, vrienden, woning en werk waren wij kwijtgeraakt. Onze vertrouwde omgeving bestond niet meer. Echter, de pijn en het gemis van familie en vrienden, alles wat nodig was om de vrijheid weer terug te krijgen, dat diepe gevoel is bijna niet onder woorden te bengen." De periode 1940-1945 blijft een belangrijke rol spelen in het leven van Wolff en zijn familie. Max Wolff besluit doelbewust om zijn ervaringen te blijven vertellen aan wie dat horen wil. "Ik heb gevochten voor de vrijheid en heb dit doorgegeven aan mijn kinderen, zoals staat in het boek Joël, 1:3: 'Vertel daarvan aan uw kinderen, laten uw kinderen het aan hun kinderen vertellen en hun kinderen weer aan het volgende geslacht'."

Vergroot afbeelding Max Wolff en zijn echtgenote op het Ereveld Loenen tijdens de Dodenherdenking op 4 mei 2018.
Beeld: M. Wolff
Max Wolff en zijn echtgenote op het Ereveld Loenen tijdens de Dodenherdenking op 4 mei 2018.