Duur missie: 7 juni 1993 - 11 oktober 1996
Aantal militairen: 48
Dodelijke slachtoffers: geen
Dapperheidsonderscheidingen: geen
Bestuurlijk bestond het multiculturele Joegoslavië sinds haar oprichting in 1945 uit zes deelrepublieken. Die kenden sinds een grondwetswijziging in 1974 een grote mate van zelfstandigheid. Economische ellende en de opkomst van het Servisch nationalisme zorgden in de loop van de jaren ‘80 voor een fataal mengsel. Dat zou het einde van de federatie inluiden.
Servische identiteit
De Serviërs wensten het behoud van een krachtige Joegoslavische eenheidsstaat als garantie voor het behoud van hun politieke macht en culturele identiteit. De Serviërs vreesden bovendien voor de rechten van hun volksgenoten in de andere deelrepublieken. De Servische president Slobodan Milosevic stookte het vaderlandslievende vuurtje op door een Groot-Servië te bepleiten. Ook wierp hij zich op als de beschermer van alle Serviërs in Joegoslavië.
Onafhankelijkheid
Slovenië en Kroatië riepen op 25 juni 1991 de onafhankelijkheid uit. De Bosnische Kroaten en moslims volgden op 3 maart 1992. Het Joegoslavische leger (JNA) greep vrijwel onmiddellijk in. De oorlog in Bosnië begon op 2 april 1992. De VN-Veiligheidsraad kondigde in september 1991 een wapenembargo voor heel Joegoslavië af. In mei 1992 volgde een handelsembargo tegen Servië en Montenegro.
Beeld: NIMH, collectie Digitale Selecties
Een Italiaanse patrouilleboot controleert een schip op de Donau. Door de oorlog in voormalig Joegoslavië is er een wapenembargo ingesteld, dat door de controles moet worden gehandhaafd.
Nederlands aandeel in de operatie Embargo op de Donau
Bulgarije, Hongarije en Roemenië nodigden de West-Europese Unie (WEU) eind 1992 uit om het wapen- en handelsembargo ook op de Donau af te dwingen. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ging op 17 april 1993 akkoord met deze Donau-operatie. Die ging op 2 juni 1993 van start. 255 politie- en douaneambtenaren voerden de operatie uit. Zij werkten bij het Co-ordination and Support Centre in Calafat en de controlepunten in Calafat (Roemenië), Ruse (Bulgarije) en Mohacs (Hongarije).
Controleploegen
Het personeel van de controlepunten in Ruse en Calafat was verdeeld over controleploegen van vier WEU-inspecteurs, een Roemeense en een Bulgaarse douaneambtenaar, een havenmeester en een functionaris van de United Nations Sanctions Assistance Mission. In Mohacs zaten in plaats van Roemeense en Bulgaarse ambtenaren, Hongaren in de controleploegen.
Nederlandse bijdrage
De Nederlandse bijdrage bedroeg twintig personen: zeven douaneambtenaren, vier agenten van de rijkspolitie en negen marechaussees. De eerste marechaussee vertrok op 7 juni 1993 naar het inzetgebied, in de loop van juni volgden zijn collega’s. Na twee jaar werd het aantal marechaussees geleidelijk teruggebracht naar vijf. De laatste Nederlandse WEU-inspecteur keerde op 11 oktober 1996 terug.
Beeld: NIMH, collectie Digitale Selecties
Een Nederlandse opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee helpt een buitenlandse collega aan boord van een patrouilleboot.
