Duur missie: 12 april 1999 - 8 augustus 2000
Aantal militairen: 4.179
Dodelijke slachtoffers: 1
Dapperheidsonderscheidingen: geen
Achtergrond
De Joegoslavische president Slobodan Milosevic trok in 1989 de autonomie voor de provincie Kosovo, die sinds de jaren zeventig gold, weer in. In de jaren daarna verloren de Albanese inwoners van Kosovo alle rechten op het behoud van de eigen taal en cultuur. Het nationalistische sentiment van Milosevic en het onderdrukkende beleid tegenover de Albanese Kosovaren leidden in de jaren negentig tot een gewapende strijd die in 1998 zo hevig werd, dat deze de omringende landen dreigde mee te sleuren.
Taken van KFOR
In juni 1999 sloten de Verenigde Naties (VN), de NAVO en Joegoslavië een akkoord. Joegoslavië zou zich uit Kosovo terugtrekken, de VN nam de hulpverlening en wederopbouw op zich en de NAVO stuurde een vredesmacht, de Kosovo Force (KFOR). KFOR moest zorgen voor de handhaving van het staakt-het-vuren en dat vluchtelingen veilig konden terugkeren. Dit betekende onder andere het ontwapenen van Kosovaarse bevrijdingsbewegingen, handhaven van orde en rust, mijnenruimen en uitvoeren van grenscontroles. Nederland leverde meerdere eenheden voor KFOR: marechaussees voor politiediensten, artillerie-eenheden voor patrouilles en ordehandhaving, een geniehulpbataljon voor ondersteuning van de wederopbouw en een helikopterdetachement voor verkennings- en transportvluchten.
Beeld: NIMH, collectie Staffotografen Directie Voorlichting Ministerie van Defensie
Nederlandse militairen brengen de letters ‘KFOR’ aan op een wielvoertuig.
Waarschuwingsschoten
Half juni liepen de artilleristen al de eerste patrouilles en zagen toe op de handhaving van de orde en rust in en om de stad Orahovac. Het aantal incidenten nam eind van de maand toe. De Nederlandse en Duitse militairen in Orahovac moesten regelmatig waarschuwingsschoten en lichtgranaten afvuren om de gemoederen te bedaren. Naast het handhaven van de orde waren de artilleristen ook belast met het begeleiden van konvooien die vooral uit Servische Kosovaren bestonden. Dit was niet zonder risico’s. In oktober 1999 werd een vluchtelingenkonvooi belaagd door woedende Albanese Kosovaren. De Nederlanders konden met moeite voorkomen dat er slachtoffers vielen.
Dodelijke aanslag
Een aanslag op de Servische inwoners van Orahovac in december, waarbij zeven gewonden en één dode vielen, bewees dat het niet makkelijk was de orde en rust te handhaven. De gemoederen liepen in de stad Mitrovica zelfs zo hoog op dat de aanvoer van KFOR-versterkingen uit andere delen van Kosovo noodzakelijk was. Nederlandse pelotons patrouilleerden hier in februari 2000. Twee maanden later keerden de artilleristen terug naar Nederland.
Afwikkeling
In juni 1999 ging de Nederlandse regering akkoord met het sturen van een geniehulpbataljon, die verantwoordelijk zou zijn voor het ruimen van mijnen, de verbetering van wegen en bruggen, en het bouwen en in stand houden van de onderkomens. De infanteriecompagnie die aan het geniehulpbataljon was toegevoegd was mettertijd steeds minder nodig voor de beveiliging en werd uiteindelijk bij de KFOR-reserves ingedeeld. De laatste militairen van het NSE, en daarmee de laatste Nederlandse KFOR-militairen, keerden 8 augustus 2000 terug naar Nederland.






