Duur missie: 1 augustus 2003 - 15 januari 2012
Aantal militairen: 7.762
Dodelijke slachtoffers: 2
Dapperheidsonderscheidingen: 2
De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties nam in april 1991 een resolutie aan die stelde dat Irak zich in de toekomst moest houden aan de internationale verdragen die de productie en het gebruik van nucleaire, chemische en biologische wapens verbieden. De raad eiste van Irak dat het, onder internationaal toezicht massavernietigingswapens, ballistische raketten en de benodigde grondstoffen en faciliteiten hiervoor zou vernietigen.
Oorlog in Irak
De Verenigde Staten waren van mening dat Irak desnoods met geweld op de knieën moest worden gedwongen. Een invasie, gesteund door het Verenigd Koninkrijk, volgde en in een maand tijd het Iraakse leger, de veiligheidsdiensten en een belangrijk deel van het Iraakse bestuur naar huis gestuurd. De geallieerden hoopten schoon schip te maken en het land een nieuwe start te geven. Bestuurlijk chaos was echter het gevolg. De algehele wanorde ging langzaam over in georganiseerd verzet tegen de coalitietroepen en de Irakezen die de coalitie steunden. Er ontstonden nieuwe groepen en partijen die de verscheidenheid van de Iraakse bevolking weergaven.
Het Nederlandse aandeel
De ministerraad ging in mei 2003 akkoord met de inzet van een versterkt mariniersbataljon. Deze eenheid nam deel aan de internationale operatie in Irak: de Stabilisation Force Iraq (SFIR). De provincie Al-Muthanna, waar het bataljon gevestigd was, was relatief rustig vergeleken met de rest van het land. Toch ervoeren de mariniers een tekort aan openbare voorzieningen, een bloeiend criminele circuit en aanslagen op de internationale troepenmacht. Deze zaken konden een bedreiging worden voor de stabiliteit in het gebied. Daarnaast diende er snel een politie- en veiligheidsorganisatie worden opgebouwd. Daarom was het opleiden en trainen van functionarissen voor politie, leger, grensbewaking en kustwacht twintig maanden lang een van de hoofdtaken van de Nederlanders.
Beeld: NIMH, collectie Centrum voor Audiovisuele Dienstverlening Koninklijke Marine
Op initiatief van een korporaal is in Nederland een speelgoedinzamelactie opgestart. Een zeecontainer vol speelgoed wordt in april 2004 door SFIR 3 aan de Iraakse kinderen uitgedeeld.
Sjiitische opstand
In april en mei 2004 werd SFIR geconfronteerd met een opstand onder het sjiietische deel van de Iraakse bevolking. Dit had ook gevolgen voor de Nederlandse militairen. Het aantal incidenten waarbij Nederlandse militairen betrokken waren nam toe en twee militairen moesten het met de dood bekopen. Minister van Defensie Henk Kamp versterkte de passieve opsporingscapaciteit van het bataljon door drie mortieropsporingsradars beschikbaar te stellen. Enkele weken later werd ook de actieve opsporingscapaciteit versterkt met het uitzenden van zes Apache-gevechtshelikopters.
Trainingsmissie
De Noord-Atlantische Raad besloot in oktober 2004 de NATO Training Mission – Iraq (NTM-I) op te richten. Vijftien instructeurs en stafofficieren van de Koninklijke Marechaussee vertrokken naar Bagdad. In overleg met de NAVO werd besloten de Nederlandse bijdrage aan de NTM-I vanaf augustus 2007 te beperken tot zeven personen. Twee jaar later werd dit aantal verder teruggebracht naar vijf. In december 2011 besloot de NAVO de missie te beëindigen.



