Duur missie: 11 oktober 2005 – heden
Aantal militairen: 101 (inclusief augmentees)
Onderscheidingen: geen
Dodelijke slachtoffers: 1
Kosovo kreeg in de Joegoslavische grondwet van 1974 de status van autonoom gebied binnen de deelrepubliek Servië. De meerderheid van de Kosovaren was van Albanese afkomst, een kleine minderheid van Servische. De Servische president Slobodan Milosevic ontnam Kosovo in 1989 zijn autonome status. In de jaren daarna verloren de Albanezen alle rechten op het behoud van de eigen taal en cultuur. Het nationalistische sentiment waarop Milosevic inspeelde en het onderdrukkende beleid tegenover de Albanese Kosovaren leidden in de jaren negentig tot een gewapende strijd in Kosovo die in 1998 zo hevig werd, dat deze de omringende landen dreigde mee te sleuren.
KFOR
De Serviërs waren pas na een wekenlange bombardementscampagne van de NAVO bereid een akkoord te tekenen over de gefaseerde terugtrekking van alle eigen leger- en politie-eenheden uit Kosovo. Een door de NAVO geleide vredesmacht, Kosovo Force (KFOR), zag toe op de handhaving van het staakt-het-vuren en het scheppen van de voorwaarden waaronder de gevluchte Albanese Kosovaren veilig konden terugkeren. Dit betekende onder andere het ontwapenen van de Kosovaarse bevrijdingsbeweging UCK, het handhaven van orde en rust tot UNMIK deze taak overnam, een begin maken met mijnenruimen, het uitvoeren van grenscontroles, het ondersteunen van UNMIK en het verzekeren van de eigen bewegingsvrijheid en die van de internationale organisaties.
Beeld: NIMH
Een DAF FT 95.350 Ati 120 kN 4x2-trekker en een Broshuis 280 kN-oplegger van 160 Zware Transportcompagnie. Daarachter een Mercedes Benz 2648S 280 kN 6x4-trekker en een Kogel 600 kN-oplegger. De eerste combinatie vervoert twee YPR 765's en de tweede een Leopard 2 bergingstank (Buffel).
Het Nederlandse aandeel
Nederlandse militairen waren ook na de terugtrekking van de artillerieafdeling en het geniehulpbataljon in 2000 werkzaam binnen KFOR. De NAVO stuurde met enige regelmaat Nederlandse militairen die werkzaam waren in één van haar hoofdkwartieren naar Kosovo. De Nederlandse regering nam geen besluiten over het uitzenden van deze zogeheten international augmentees. Het aantal militairen dat Nederland op deze wijze in Kosovo vertegenwoordigde wisselde. In 2001 en 2002 waren het zeven, in 2003 zes en in 2004 één militair. Laatstgenoemde was werkzaam als Provost Marshall (hoofd militaire politie) in Pristina.
Hoofdkwartier
Pas medio mei 2005 meldden de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie aan de Tweede Kamer dat ze plaatsing van enkele militairen vanuit Nederland in het hoofdkwartier van KFOR overwogen. De vier militairen arriveerden op 11 oktober 2005 in Kosovo. Twee werden tewerkgesteld bij een inspectieteam van het KFOR Inspectorate for the Kosovo Protection Corps (KIKPC). De andere twee militairen waren namens de militaire politie actief als liaisonofficier binnen de afdeling operatiën en als systeembeheerder binnen de verbindingsafdeling van het hoofdkwartier. De bijdragen aan zowel EULEX als KFOR worden ondersteund door een National Support Element (NSE), dat bestaat uit twee militairen van de Koninklijke marechaussee. Daarnaast is in Pristina een National Intelligence Cell (NIC) geplaatst, bemand door twee militairen. In de periode 1 februari tot 1 juli 2007 stelde het Ministerie van Defensie ook een chirurgisch team van zeven personen aan KFOR beschikbaar. Het team werd ingedeeld bij het Duitse Role-3 hospitaal te Prizren en bood ook medische zorg in het lokale ziekenhuis. Nederland vulde tot 30 september 2011 de functie van Provost Marshall binnen KFOR. Het aantal Nederlandse militairen dat actief is binnen KFOR daalt daarmee naar drie.
