Duur: 16 december 2006 – 1 maart 2008
Aantal militairen: 718
Slachtoffers: geen
Dapperheidsonderscheidingen: geen
Achtergronden
In 1975 brak in Libanon, dat ooit vanwege zijn rijkdom als ‘het Zwitserland van het Midden-Oosten’ bekend stond, een burgeroorlog uit. Die oorlog was het resultaat van interne spanningen en conflicten. De moslimbevolking was ontevreden over de sociaaleconomisch bevoorrechte positie van de christelijke elite. Er bestond bovendien veel verzet tegen de strakke religieuze verzuiling in de Libanese maatschappij en in het politieke bestel. De christenen ten slotte vreesden de zich langzamerhand als een ‘staat in een staat’ gedragende Palestijnse (gewapende) groeperingen.
Aanslagen op Israël
Na een jaar oorlog had de Libanese overheid volledig opgehouden te bestaan. Onder druk van de Arabische Liga kwam er in oktober 1976 een voorlopig einde aan de burgeroorlog in Libanon. Een merendeels uit Syrische troepen bestaande Arabische Afschrikkingsmacht moest de bewegingsvrijheid van de Palestine Liberation Organization (PLO) beperken en haar onderwerpen aan de Libanese wetten. Israël dreigde echter te zullen ingrijpen als de Syrische troepen een van oost naar west lopende denkbeeldige lijn ter hoogte van de havenstad Sidon zouden overschrijden. Hierdoor was Syrië niet in staat het gezag van de Libanese regering in het zuiden van het land te herstellen. Hier kwamen de spanningen tussen de door Israël gesteunde christelijke milities aan de ene kant en de PLO, moslimfundamentalistische en linkse groeperingen aan de andere kant regelmatig tot uitbarsting. Het gezagsvacuüm stelde de PLO in staat vanuit haar bases in Zuid-Libanon aanslagen op Israëlisch grondgebied uit te voeren. Een bijzonder bloedige aanval op 11 maart 1978 was voor Israël aanleiding in de nacht van 14 op 15 maart het Libanese grondgebied tot aan de rivier de Litani te bezetten.
Beeld: NIMH, collectie Audiovisuele Dienst Defensie/Mediacentrum Defensie
Een matroos van Hr.Ms. Van Galen op de uitkijk tijdens de Maritime Taskforce UNIFIL.
Mandaat en verloop
In reactie op deze bezetting tekende de Libanese regering protest aan bij de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN). De raad riep Israël op zich uit Libanon terug te trekken. De vredesmacht UNIFIL moest toezien op de aftocht van de Israëlische troepen uit Libanon, de internationale vrede en veiligheid in het grensgebied herstellen en de Libanese regering helpen bij het herwinnen van haar gezag in Zuid-Libanon. Diezelfde dag nog schreef secretaris-generaal Kurt Waldheim in opdracht van de raad een rapport waarin hij aangaf hoe het besluit tot oprichting van UNIFIL diende te worden gerealiseerd. De raad stemde in met de strekking van het rapport. De vredesmacht mocht alleen geweld gebruiken voor zelfverdediging en als de uitvoering van het mandaat daadwerkelijk in gevaar kwam. Het was UNIFIL niet toegestaan zich in binnenlandse aangelegenheden te mengen.
Bescherming van de bevolking
Na de Israëlische inval in juni 1982 paste de Veiligheidsraad het mandaat van UNIFIL aan de nieuwe omstandigheden aan. De UNIFIL-troepen moesten hun posities blijven bemannen, tenzij hun eigen veiligheid ernstig gevaar liep. Ze dienden zich te concentreren op de bescherming van de bevolking en op humanitaire hulpverlening aan de tienduizenden Libanese en Palestijnse vluchtelingen, die na de Israëlische aanval naar het relatief veilige UNIFIL-gebied waren gevlucht.
Beeld: NIMH, collectie Audiovisuele Dienst Defensie/Mediacentrum Defensie
Hr.Ms. Van Galen zigzagt door de wateren voor de kust van Libanon.
Ruimer mandaat
De VN-Veiligheidsraad gaf UNIFIL op 11 augustus 2006, naar aanleiding van weer een oorlog op Libanees grondgebied, een ruimer mandaat. Israëlische troepen waren een maand eerder opnieuw Libanon binnengevallen. De Israeli Defence Forces (IDF) probeerden voor eens en voor altijd een einde te maken aan de dreiging van Hezbollah, een uit Libanon afkomstige door Iran gesteunde paramilitaire sjiitische organisatie, tegen de staat Israël. Hezbollah voerde al jaren operaties uit in het grensgebied. De gijzeling in juli 2006 van twee Israëlische militairen was voor Israël de spreekwoordelijke druppel. De Israëlische inval bleek echter minder succesvol dan militaire analisten in eerste instantie hadden verwacht. Hezbollah wist zich met succes te verzetten tegen het sterkste leger van het Midden-Oosten. De Merkava, de meest geavanceerde tank ter wereld, bleek bijzonder kwetsbaar voor raketgranaten. Israël kon niet voorkomen dat Hezbollah tijdens de oorlog raketbarrages bleef afvuren op haar grondgebied, wat grote gevolgen had voor het openbaren leven in het noorden van het land.
Vrije hand en geweld
Op 14 augustus werd een staakt-het-vuren aangenomen. De VN-Veiligheidsraad gaf UNIFIL de opdracht hier toezicht op te houden. De troepenmacht kreeg vanaf nu de vrije hand om Zuid-Libanon tegen vijandige handelingen te beschermen en mocht hiervoor ook geweld gebruiken. Daarnaast werd de vredesmacht nadrukkelijk belast met het ondersteunen van de terugkeer van het Libanese leger in het zuiden van het land.
Grote gevolgen
Deze nieuwe taken hadden grote gevolgen voor de personele en materiële slagkracht van UNIFIL. Het aantal militairen steeg van 2.000 in juli 2006 naar 12.500 in januari 2008. De belangrijkste troepenleverende landen waren Italië en Frankrijk, die respectievelijk ruim 2.849 en 1.605 militairen stuurden (stand februari 2008). De Franse eenheden waren uitgerust met zware Leclerc-tanks en artilleriegeschut. Nieuw in de gelederen van UNIFIL was ook een maritieme component, die op 15 oktober 2006 operationeel werd en de illegale invoer van wapens en aanverwant materieel via de zee moest voorkomen.
Beeld: NIMH, collectie Audiovisuele Dienst Defensie/Mediacentrum Defensie
Een matroos kijkt door een seinlamp naar een wegvarend marineschip.
Het Nederlandse aandeel
De Nederlandse regering besloot op 22 september 2006 een fregat beschikbaar te stellen voor de Maritime Taskforce UNIFIL (MTF UNIFIL) en een stafofficier op het hoofdkwartier van UNIFIL in Naqoura te plaatsen. Voor een stabiel Libanon moest Hezbollah worden ontwapend en moest een effectieve grenscontrole worden opgezet om herbewapening te voorkomen, stelde het kabinet. De Libanese marine was echter onvoldoende toegerust om de kustwateren ’s nachts en bij ruwe zee te bewaken. Nadat Israël de maritieme blokkade van Libanon had beëindigd, garandeerden schepen uit onder meer Frankrijk, Italië en Griekenland dat, vooruitlopend op het operationeel worden van de maritieme component van UNIFIL, de zeegrens werd bewaakt. De MTF UNIFIL, operationeel vanaf 15 oktober 2006, telde achttien schepen, waaronder snelle patrouilleboten, fregatten en bevoorradingsschepen. Het Nederlandse fregat maakte gebruik van een logistiek steunpunt in de haven van Limassol op Cyprus.
Operatiegebied
Het operatiegebied van de MTF UNIFIL liep vanaf de Libanese kust tot vijftig zeemijlen naar het westen. Er werd echter een onderscheid gemaakt tussen de territoriale wateren van Libanon ten noorden en ten zuiden van de rivier de Litani. De bewaking van de eerste zes zeemijlen van het operatiegebied ten noorden van de rivier was de verantwoordelijkheid van de Libanese marine. Schepen van de maritieme taakgroep mochten daar alleen opereren op verzoek van de Libanese regering, als ze een verdacht schip achtervolgden en in bepaalde gevallen op verzoek van de commandant van de taakgroep. Een enkele keer opereerde het Nederlandse fregat in de territoriale wateren. Vanwege het gevaar van aanvallen door zogeheten Fast Incoming Attack Craft werden dan alle mitrailleurs aan dek bezet. Aan het opereren in de territoriale wateren ten zuiden van de Litani en het gebied buiten de territoriale wateren waren geen beperkingen verbonden.
Hr.Ms. Van Galen
Op 15 december 2006 startte het multipurpose-fregat Hr.Ms. Van Galen zijn werkzaamheden bij de MTF UNIFIL. De Van Galen hield alle vaartuigen aan, met uitzondering van grote containerschepen. Containerschepen werden zo nodig in de haven van Beiroet onderzocht. Alle andere vaartuigen moesten zichzelf, hun bestemming en hun lading bekend maken. Het fregat naderde schepen voor een visuele controle en om foto’s te maken voor de MTF database, zodat identificatie in de toekomst makkelijker was. De lading kon door Libanese officieren worden onderzocht. De Duitse commandant van de taakgroep wilde hiermee voorkomen dat de Libanezen beledigd zouden zijn door een te nadrukkelijke inmenging van de Verenigde Naties.
Beeld: NIMH, collectie Audiovisuele Dienst Defensie/Mediacentrum Defensie
Het UNIFIL-embleem van Hr.Ms. Van Galen.
Vliegbewegingen in beeld
Door de geavanceerde instrumenten aan boord van de Nederlandse fregatten, trad de commandant van de Van Galen ook op als Anti Air Warfare Commander en Electronic Warfare Commander van de hele taakgroep. Deze taken waren erop gericht een goed beeld van de vliegbewegingen in het verantwoordelijkheidsgebied te krijgen. Het fregat kon ook schendingen van het Libanese luchtruim boven land waarnemen en deze rapporteren aan het hoofdkwartier van UNIFIL. Als het Duitse vlaggenschip afwezig was zag de Nederlandse commandant er ook op toe dat de eenheden goed in het gebied verdeeld waren en dat alle passerende scheepvaart werd onderschept, geïdentificeerd en ondervraagd. In dat geval werd een Libanese liaisonofficier aan boord van het fregat gestationeerd.
Nuttig?
Enkele leden van de vaste commissie voor Defensie van de Tweede Kamer plaatsten kanttekeningen bij het nut van de operatie. Ondanks duizenden ondervragingen vond de MTF immers geen verdachte goederen, terwijl de Syrisch-Libanese grens aan de andere kant zo lek was als een mandje. Desondanks steunde het parlement tot drie keer toe de verlenging van de missie met zes maanden. De Nederlandse bijdrage stopte in maart 2008.
