Inzet in Soedan

Duur missie: 1 juni 2002 - heden
Aantal militairen: 162
Dodelijke slachtoffers: geen
Dapperheidsonderscheidingen: geen

Het Britse koloniale beleid in Soedan veroorzaakte veel vijandigheid tussen de bewoners in het islamitische, woestijnachtige noorden en die in het tropische animistisch-christelijke zuiden. Na de onafhankelijkheid weigerden de machthebbers in het noorden ondanks eerdere toezeggingen het onafhankelijke Soedan een federale inrichting van het staatsbestuur te geven. 17 jaar burgeroorlog was het gevolg.

In 1983 namen de stammen in het zuiden de wapens weer op. Aanleiding waren de invoering van de islamitische wetgeving (de sharia) in het gehele land en het opheffen van de onafhankelijke status van de zuidelijke provincies. Vredesonderhandelingen in de jaren ‘90 resulteerden op 9 januari 2005 in een vredesakkoord (Comprehensive Peace Agreement, CPA).

Botsingen

Inmiddels was in het westen van Soedan in Darfur een crisissituatie ontstaan. In de stad woonden zowel Arabisch sprekende nomaden als niet-Arabisch sprekende stammen, die zich hoofdzakelijk bezighielden met landbouw. Binnen- en buitenlandse spelers benadrukten jarenlang de verschillen tussen deze groeperingen, terwijl hun gemeenschappelijke Afrikaanse achtergrond werd verwaarloosd. Daardoor kwam het regelmatig tot botsingen.

De situatie verergerde door lange periodes van grote droogte. Die dwongen de nomadische stammen om buiten hun traditionele stamgebieden op zoek te gaan naar water. Zo kwamen zij in conflict met de landbouwers in andere delen van Darfur. Een aantal verzetsgroeperingen maakte handig gebruik van de bestaande geschillen tussen nomaden en landbouwers. Ze bewapenden de nomaden (de zogenoemde Janjaweed-milities) en zette deze strijders in tegen de rebellen. De bevolking in het gebied werd daarbij niet ontzien. Ruim 2 miljoen mensen zochten elders in Soedan hun toevlucht, een kwart miljoen mensen vluchtte naar buurland Tsjaad.

VN-missie UNMIS

De VN-Veiligheidsraad besloot op 11 juni 2004 de United Nations Advance Mission in Sudan (UNAMIS) in het leven te roepen. Het voorbereidende werk van UNAMIS resulteerde op 24 maart 2005 in de United Nations Mission in Sudan (UNMIS). UNMIS ondersteunde de realisatie van het vredesakoord door onder meer toe zien op de handhaving van het staakt-het-vuren. Maar ook door de partijen bij te staan bij de ontwapening, demobilisatie en re-integratie van de verzetsstrijders, bij de reorganisatie van het politiekorps en de handhaving van de rechtsorde en de mensenrechten. Daarnaast coördineerde UNMIS de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden en het ruimen van mijnen.

Waarnemersmissie

De strijdende partijen in Darfur ondertekenden op 8 april 2004 een staakt-het-vuren. De Afrikaanse Unie (AU) besloot op 9 juni 2004 een waarnemersmissie naar Darfur te sturen om het overeengekomen bestand te monitoren. Dat was de African Mission in Sudan (AMIS). Het werken werd de waarnemers door voortdurende bestandsschendingen echter onmogelijk gemaakt. Op 18 september 2004 besloot de Veiligheidsraad daarom een aanzienlijke troepenmacht naar Darfur te sturen die de AU-waarnemers moest beschermen.

Het nieuwe mandaat van de vredesmacht (AMIS II) bleek niet voldoende om het geweld in het gebied tegen te houden. De situatie verslechterde snel omdat de rebellen niet in staat waren een verenigd front te vormen. De oorspronkelijke groeperingen vielen uiteen in steeds kleinere partijen. Het werk van de vredesmilitairen van de AU werd daardoor niet makkelijker. Konvooien en waarnemers werden regelmatig aangevallen. Zelden was het duidelijk wie hiervoor verantwoordelijk was. Eind september 2007 waagden rebellen het zelfs een AMIS-kamp aan te vallen. Hierbij kwamen 10 militairen van de vredesmacht om.

Van AU- naar VN-macht

AMIS kampte niet alleen met een beperkt mandaat, maar was ook matig uitgerust en onderbemand. De internationale roep om doortastender in te grijpen in Darfur werd ondertussen steeds luider. Het eerste voorstel om de AU-macht te vervangen door een VN-vredesmacht dateerde van september 2006. Door verzet van de Soedanese regering werd hiervan afgezien. AMIS had inmiddels grote financiële problemen. De salarissen van een deel van de vredessoldaten waren al maanden niet uitbetaald.

Soedan stemde wel in met een gefaseerde overgang van AMIS naar een gecombineerde AU/VN-macht. De eerste stap was de komst van een UN light support package (LSP). Die bestond hoofdzakelijk uit stafpersoneel. Daarna zouden, vooruitlopend op de hybride vredesmacht, transport- en logistieke eenheden (een UN heavy support package, HSP) volgen. Soedan gaf aan alleen akkoord te gaan met de nieuwe vredesmacht als Afrikaanse landen het merendeel van de troepen zouden leveren. Als dat niet lukte, was Soedan pas in tweede instantie bereid om niet-Afrikaanse troepen te accepteren. De Soedanese regering tekende daarbij aan dat het alleen kon instemmen met ondersteunende eenheden, niet met westerse gevechtstroepen.

Lastige start gecombineerde missie

De Veiligheidsraad stemde op 31 juli 2007 in met de oprichting en uitzending van de United Nations/African Union Mission in Darfur (UNAMID). AMIS droeg op 31 december 2007 haar verantwoordelijkheden over aan UNAMID. De beoogde omvang van UNAMID lag tussen de 26.000 en 30.000 personen. Het was daarmee op papier een van de grootste VN-operaties aller tijden. De hoofdtaak van UNAMID was een eventueel vredesakkoord in de uitvoering ondersteunen.

De vredessoldaten hadden een aandeel in de bescherming van de burgerbevolking. Ook moesten ze zorgen voor een veilige omgeving om humanitaire hulp mogelijk te maken en uiteindelijk de wederopbouw te starten. De VN hadden echter grote problemen voldoende troepen te vinden.

In juni 2008 was nog niet de helft van de beoogde troepenmacht operationeel. Veel aflossers kwamen slechts met grote vertraging het land in. Dit vanwege de trage afhandeling van visumaanvragen door de Soedanese autoriteiten. Het materieel voor de vredesmacht kwam door douaneformaliteiten slechts mondjesmaat binnen. Verder was er een groot gebrek aan essentiële ondersteunende capaciteiten zoals grond- en luchttransport, gevechtshelikopters en medische faciliteiten.