Tussen overwinning en ondergang: de ramp met Hr.Ms. Isaac Sweers
Vrijdag de dertiende, traditioneel een ongeluksdag. De bemanning van Hr.Ms. Isaac Sweers weet er alles van. Op vrijdag 13 november 1942 gaat deze torpedobootjager van de Koninklijke Marine in de Middellandse Zee ten onder, nadat het is getroffen door een torpedo van een Duitse onderzeeër. Meer dan honderd bemanningsleden komen om het leven.
Van evacuatie tot escorte
Wanneer de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvallen, is Hr.Ms. Isaac Sweers nog in afbouw. Om te voorkomen dat de Duitsers het schip in handen krijgen, evacueert een sleepboot de Isaac Sweers naar Engeland. Nadat de bouw daar is afgerond, is het schip in de zomer van 1941 operationeel. Voor die tijd is het een nieuwe, verbeterde torpedobootjager. Het is groter gebouwd en heeft een grotere actieradius, wat het zeer geschikt maakt voor konvooibegeleiding. De Isaac Sweers is dan ook geliefd bij de geallieerde vloot en wordt veel ingezet. Na wat escortediensten op de Atlantische Oceaan gaat het schip vanaf september naar de Middellandse Zee, om daar konvooien te escorteren.

Strijd en redding
In de nacht van 12 op 13 december 1941 komt het bij Kaap Bon, het noordelijkste punt van Tunesië, tot een confrontatie met Italiaanse oorlogsschepen. Twee vijandige kruisers worden tot zinken gebracht en de Isaac Sweers brengt een Italiaanse torpedobootjager zware schade toe. Alles bij elkaar duurt het gevecht nog geen vijf minuten. Een maand later wordt een Britse torpedobootjager, de HMS Gurkha, door een torpedo van een Duitse U-boot getroffen en zinkt. De Isaac Sweers ligt in de buurt en schiet met sloepen en reddingsvlotten te hulp. Meer dan tweehonderd bemanningsleden van de Gurkha worden in veiligheid gebracht.

Operatie Torch
De geallieerden willen in november 1942 in Algerije landen om de strijd in Noord-Afrika met de Duitsers aan te gaan. Tijdens deze operatie Torch is een belangrijke rol weggelegd voor de Isaac Sweers. Het schip moet de geallieerde invasievloot in de rug beschermen tegen vooral vijandelijke onderzeeërs. Tijdens de operatie wordt hulp geboden aan drenkelingen van een getorpedeerd Brits schip, die in Gibraltar worden afgezet. Onderweg terug naar de hoofdmacht moet de Isaac Sweers op zee olie bijladen. Rond middernacht is het olieladen voltooid. Het weer werkt deze nacht niet mee: het zicht is slecht en het schip moet flink snelheid verminderen om het contact met het konvooi te behouden. Om vier uur ’s ochtends worden op de sonar onduidelijke signalen waargenomen, maar omdat deze ook weer snel verdwijnen, wordt het schip niet in alarmtoestand gebracht.

Een uur later gaat het toch mis: een torpedo, afgevuurd door een Duitse U-boot, raakt een net bijgevulde olietank. Het schot dat het machinistencompartiment van de tank scheidt, wordt door de klap direct weggeslagen, waardoor veel machinisten om het leven komen. Kort daarna treft ook een tweede torpedo het schip. Het verhaal van een overlevende:
“Op het moment van de inslag was ik in de stuurhut. Ik viel ernstig gewond en bewusteloos neer. De commandant bracht mij hardhandig weer bij mijn positieven. Ik strompelde naar het achterschip, waar ik een boei pakte en overboord sprong, begeleid door het sinistere huilen van de stoomfluit.”
Te hulp
Een zoektocht van twee Britse trawlers, vissersschepen, naar de onderzeeboot levert niets op. Hierna richten de Britse schepen zich op het redden van overlevenden. Van de opvarenden kunnen er 86 worden gered. 108 bemanningsleden komen om het leven of raken vermist. Met het zinken van de Isaac Sweers gaat de laatste torpedobootjager die de Koninklijke Marine nog over heeft ten onder.