Op 13 september 2025 bestaat het moderne instituut Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK) zoals we dat nu kennen tachtig jaar. Voor het ontstaan van dit instituut keren we meer dan tweehonderd jaar terug in de tijd. In het najaar van 1813 lopen de Franse Tijd en het leven onder het bewind van Napoleon ten einde. Prins Willem Frederik van Oranje, later bekend als Koning Willem I, keert na achttien jaar in ballingschap terug op Nederlandse bodem en begint aan het opbouwen van een leger. Hij stelt zijn oudste zoon, prins Willem Frederik George Lodewijk, de latere Koning Willem II, aan om hem hierbij te helpen. Hij bevordert de Erfprins tot generaal der infanterie en benoemt hem tot Chef Inspecteur-Generaal der troepen van alle wapens. De functie van Inspecteur-Generaal is geboren.

Een klein en eenvoudig leger

Het leger is in het begin klein, eenvoudig georganiseerd en een allegaartje. Veel Nederlandse mannen zijn omgekomen terwijl ze gedwongen moeten vechten in Napoleons leger. Een vroege vorm van de dienstplicht wordt ingesteld om meer mannen aan te trekken. De Chef Inspecteur-Generaal is hier verantwoordelijk voor. De functie ontstaat dus eigenlijk vanuit een soort noodzaak om meer mannen te werven. Onder hem werken meerdere Inspecteurs-Generaal, die ieder voor hun eigen eenheid zorgen. Ze hebben alleen bevelsbevoegdheid als ze een inspectie doen die van bovenaf is opgedragen.

Beeld: NIMH, collectie Fotoafdrukken Koninklijke Marine

De eerste Inspecteur-Generaal geportretteerd in 1849, Koning Willem II (Frederik George Lodewijk). Schilderij van J.A. Kruseman.

Van koninklijken bloede

Na de Slag bij Waterloo in 1815, waar ongeveer 18.500 Nederlanders vechten tegen Franse troepen, raakt het leger enigszins in verval doordat er bijna niet wordt geoefend. Elf jaar later wordt de tweede zoon van koning Willem I, prins Willem Frederik Karel, Inspecteur-Generaal van alle wapens om orde op zaken te stellen. Dit lukt hem aardig totdat er vanaf 1839 drastische bezuinigingen plaatsvinden; prins Frederik is het hier niet mee eens. Hij stapt op en de functie van Inspecteur-Generaal verdwijnt van het toneel.

Terug van weggeweest

Na het tien jaar lang elk dubbeltje omdraaien binnen de ministeries van Oorlog en Marine, geeft de koning, inmiddels Willem III, een commissie opdracht om te onderzoeken wat de huidige staat van het leger is. De conclusie komt niet als een verrassing: Nederland is kansloos als het door een buitenlandse mogendheid aangevallen wordt. Een harde wake-up call dat de bezuinigingsdrift een halt toe roept. Het leger wordt uitgebreid en om dit proces te stimuleren komt een Inspecteur-Generaal goed van pas. Prins Frederik, de oom van Koning Willem III, wordt voor de tweede keer in deze functie benoemd. Bijna twintig jaar lang maakt hij deel uit van de militaire organisatie, maar in 1868 vindt de minister het niet voldoende opleveren. De Inspecteur-Generaal wordt gevraagd zijn ontslag in te dienen. Het zal 77 jaar duren voordat het instituut Inspecteur-Generaal weer zal opbloeien, maar wel in een andere vorm.

Beeld: NIMH, collectie Fotoafdrukken Koninklijke Landmacht

Koningin Wilhelmina bezoekt op 27 augustus 1941 met prins Bernhard de Koninklijke Nederlandse Brigade in Kamp Wrottesley Park. De koningin leest de akte voor waarin de naam van de brigade wordt gewijzigd in: Koninklijke Nederlandse Brigade 'Prinses Irene' en reikt vervolgens het toegekende vaandel uit.

Sprong naar 1945

Het is september 1945. De Nederlandse samenleving is net na het einde van de Tweede Wereldoorlog bezig met de wederopbouw. Ook de krijgsmacht moet opnieuw vormgegeven worden. Koningin Wilhelmina ziet een grote rol voor haar schoonzoon Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard der Nederlanden weggelegd. Al in september 1944 benoemt zij hem tot bevelhebber der Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, waarvan de drie belangrijkste Nederlandse verzetsgroepen deel uitmaken.

Prins Bernhard wil graag meewerken aan het vernieuwen van de krijgsmacht. Het probleem is echter dat in deze functie alle beslissingen van de legerleiding de prins aangerekend kunnen worden. Dit zou vervolgens leiden tot een onhoudbare situatie, aangezien de prins ook lid van het onpartijdige en onschendbare Koninklijk Huis is.

Een nieuwe rol

Na overleg met koningin Wilhelmina krijgt prins Bernhard eervol ontslag als bevelhebber. Op 13 september 1945 wordt hij benoemd tot Inspecteur-Generaal der Koninklijke Landmacht (IGKL): het moderne instituut IGK bestaat nu officieel. In deze rol geeft de prins advies, zonder zelf leiding te geven, waardoor zijn onpartijdigheid gewaarborgd blijft.

Beeld: NIMH, collectie Fotoafdrukken Koninklijke Landmacht

De eerste moderne Inspecteur-Generaal der Koninklijke Landmacht, prins Bernhard, salueert in 1948 op het bordes van het hoofdkwartier De Zwaluwenberg.

Bruggenbouwer

Met enthousiasme begint prins Bernhard aan zijn functie. De belangrijkste taak die de IGKL heeft is de opbouw en oefeningen van de landmacht beoordelen en hierover de Minister van Oorlog adviseren. Een iets andere rol dan de Inspecteur-Generaal zo’n eeuw eerder. Daarbij maakt prins Bernhard zich op eigen initiatief hard voor modern leiderschap en het bieden van mogelijkheden aan onderofficieren om een officiersrang te kunnen bereiken. Waar binnen de krijgsmacht eerst wat huiverig wordt gekeken naar de gang van zaken van de IGKL, wint hij steeds meer vertrouwen. Vooral omdat de prins veel oog heeft voor de werkomstandigheden van het personeel.

Uitbreiding naar andere krijgsmachtdelen

In december 1946 wordt de IGKL ook aangesteld als Inspecteur-Generaal der Koninklijke Marine (IGKM). Dat zorgt voor vragen binnen de marine, want de functie is nieuw en nog onduidelijk. Het verschil is dat de IGKL een beoordeling moet geven over de werkwijze van de landmacht, terwijl dit voor de IGKM veel vrijblijvender is om voor de marine te doen. De rol van de IGKM is daardoor iets terughoudender.

Wanneer de Koninklijke Luchtmacht in 1953 een zelfstandig krijgsmachtdeel wordt, krijgt prins Bernhard ook de functie Inspecteur-Generaal der Koninklijke Luchtmacht (IGKLu) erbij. Het zal overigens tot 1970 duren tot de functies IGKL, IGKM en IGKLu samengevoegd worden tot Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht, ten behoeve van de modernisering en integratie van de krijgsmacht.

Beeld: NIMH, collectie Fotoafdrukken Koninklijke Luchtmacht

In mei 1974 brengt IGK prins Bernhard in zijn luchtmacht-uniform een bezoek aan de 3e Groep Geleide Wapens (3GGW) in Blomberg, West-Duitsland.

Altijd scherp en betrokken

In de periode die volgt zit de Inspecteur-Generaal niet stil. Zo krijgt hij in 1954 te horen dat eenheden van de landmacht te maken hebben met tekortkomingen in materieel. Hij start direct een onderzoek om in kaart te brengen hoe groot de gebreken zijn. De toestand blijkt onaanvaardbaar. De Inspecteur-Generaal brengt vervolgens advies aan de Minister van Oorlog uit dat dit snel verbeterd moet worden. Ook legt hij vele werkbezoeken af, niet alleen in Nederland maar ook internationaal. Soms onverwacht, zodat hij een eerlijk beeld krijgt. De basis voor de moderne en huidige rol van de IGK is hier gelegd.

30 jaar IGK: een mijlpaal

In september 1975 wordt het 30-jarig jubileum van de IGK gevierd. Prins Bernhard wordt in het bijzonder bedankt voor zijn constante inzet voor de krijgsmacht en de betrokkenheid bij zijn personeel. Hij laat zich altijd tot in de details voorlichten.

Einde van een tijdperk

Een koralen huwelijk tussen de prins en het instituut komt er niet. In 1976 treedt de prins, na 31 jaar, af als IGK vanwege de Lockheed-affaire. Tijdens een hoorzitting in de Amerikaanse Senaat wordt gezegd dat een belangrijke Nederlandse regeringsfunctionaris in de jaren zestig zou zijn omgekocht door het Amerikaanse bedrijf Lockheed. Dit gebeurt op het moment dat Nederland nieuwe vliegtuigen voor de luchtmacht moet kiezen. Al snel wordt duidelijk dat het om prins Bernhard gaat. Alle formele banden met de krijgsmacht worden verbroken. Luitenant-generaal Witius Henrik de Savornin Lohman neemt het stokje over.

Beeld: NIMH, collectie Fabri

De nieuwe IGK, luitenant-generaal der cavalerie jonkheer Witius Henrik de Savornin Lohman (midden), moet zijn best doen het vertrouwen in het instituut te herstellen. Op de foto is hij in gesprek met prins Bernhard (links) en een stafofficier (rechts).

Het instituut onder druk

Vanwege de Lockheed-affaire is het vertrouwen in het instituut IGK beschadigd. Direct na zijn aantreden krijgt De Savornin Lohman dan ook te maken met twijfels over het voortbestaan van het instituut. Sommigen vinden de IGK overbodig of zien de functie als een overblijfsel uit een koninklijk verleden. Toch blijft het instituut bestaan, juist vanwege de unieke positie die het inneemt binnen de krijgsmacht.

Toenemende inzet in het buitenland

In de jaren tachtig en negentig verandert het karakter van de Nederlandse krijgsmacht. Waar het eerder vooral gericht is op de verdediging van het eigen grondgebied en dat van de NAVO-bondgenoten, worden Nederlandse militairen nu steeds vaker ingezet in internationale missies. Denk aan uitzendingen naar Libanon, Cambodja en later naar het voormalige Joegoslavië. De IGK legt geregeld werkbezoeken af aan deze missiegebieden om zelf te zien onder welke omstandigheden de Nederlandse militairen hun werk doen.

Beeld: NIMH, collectie Fotoafdrukken Koninklijke Landmacht

IGK luitenant-generaal der infanterie Bob de Geus (rechts) gaat in 1982 op bezoek bij Nederlandse militairen die in Libanon op uitzending zijn. De VN-missie, United Nations Interim Force in Lebanon (UNIFIL), duurt van februari 1979 tot november 1985.

Meer aandacht voor de mens achter het uniform

Tijdens zijn bezoeken spreekt de IGK niet alleen met commandanten, maar ook met de gewone soldaat. Hij vraagt naar hun ervaringen, kijkt naar de leefomstandigheden en luistert naar eventuele zorgen die zij hebben. Deze persoonlijke gesprekken leveren waardevolle inzichten op die worden verwerkt in rapporten aan de minister. Zeker tijdens en na ingrijpende missies, zoals die in Srebrenica in 1995, komt de geestelijke en emotionele belasting van militairen nadrukkelijk in beeld. De IGK signaleert dit en helpt ervoor te zorgen dat er meer aandacht komt voor mentale zorg. Zodoende wordt steeds meer invulling gegeven aan de rol van de IGK.

De rol van de IGK wordt breder

In de loop der jaren krijgt de IGK steeds meer verantwoordelijkheden. Niet alleen de landmacht, luchtmacht en marine vallen onder zijn aandacht, maar ook de Koninklijke Marechaussee (KMar), veteranen, reservisten en het burgerpersoneel van Defensie. De IGK wordt zo een belangrijke schakel tussen de mensen op de werkvloer en de leiding van het ministerie. De IGK is vaak de enige die rechtstreeks hoort wat er leeft onder militairen, en die signalen kan helpen vertalen naar bruikbaar en praktisch beleid. De functie staat los van de bevelstructuur, maar staat wel spreekwoordelijk met de voeten in de klei binnen de krijgsmacht.

Aandacht voor sociale veiligheid

De IGK kijkt niet alleen naar het werk van militairen, maar ook naar hun veiligheid en welzijn. In rapporten wordt melding gemaakt van problemen zoals pesten, discriminatie en ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht. Men durft zich hier sinds de eeuwwisseling meer over uit te spreken, met name doordat de IGK onafhankelijk is. Dit helpt de minister om beleid te maken dat gericht is op een veiligere werkomgeving.

Beeld: Mediacentrum Defensie, Fotograaf: SM Maartje Roos

IGK luitenant-generaal der mariniers Frank van Sprang overhandigt in februari 2021 zijn jaarrapportage van 2020 aan minister van Defensie Ank Bijleveld.

Jaarlijkse rapportages blijven onmisbaar

Nog altijd brengt de IGK jaarlijks verslag uit aan de minister van Defensie. In het rapport staat wat goed gaat, maar vooral ook wat beter moet. De IGK bezoekt kazernes, oefenterreinen en missiegebieden, vroeger vaak onaangekondigd, om een eerlijk beeld te krijgen van de situatie. Dit zijn tegenwoordig zo rond de zeventig à tachtig werkbezoeken per jaar, wat betekent dat de IGK ongeveer een derde van zijn tijd hieraan besteedt. Juist door zijn onafhankelijkheid kan hij knelpunten benoemen die anders onzichtbaar zouden blijven.

Het instituut IGK blijft van waarde

Anno nu heeft het instituut IGK zijn waarde en relevantie bewezen, zowel binnen de krijgsmacht als bij de politieke leiding. In een tijd waarin Defensie steeds meer taken krijgt, zowel nationaal als internationaal, is het belangrijk dat er iemand is die met een onafhankelijke blik meekijkt. De IGK blijft een belangrijk onderdeel van de militaire organisatie – niet door macht, maar door vertrouwen, kennis en betrokkenheid.