Landgoed De Zwaluwenberg, liggend in het pittoreske gebied Het Gooi, kent een geschiedenis die ver teruggaat in de tijd. Het terrein kent door de jaren heen namelijk verschillende gedaantes en functies: van een heide- en boslandschap tot een particulier landgoed en uiteindelijk het hoofdkwartier van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht.
Groene herleving
Het gebied maakt eeuwenlang deel uit van het bosgebied dat zich uitstrekt over de gehele Utrechtse Heuvelrug. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog, die van 1568 tot 1648 duurt, wordt er veel hout gekapt. Na begrazing door voornamelijk schapen ontstaan heidevelden. Deze zanderige, voedselarme velden blijven in staatshanden en worden beheerd door de Dienst der Domeinen. Pas in 1836 vindt er een belangrijke verandering plaats: de gronden worden privé-eigendom. Twee derde van het land komt in handen van Erfgooiers, boeren uit het Gooi die het recht hebben om gebruik te maken van gemeenschappelijke grond. De rest van het gebied komt terecht bij rijke personen, waaronder de familie Bodeman. In de loop van de negentiende eeuw wordt het gebied opnieuw bebost met berken, beuken, eiken en dennen, wat het de uitstraling geeft die vandaag de dag nog steeds zichtbaar is.
Beeld: NIMH, collectie Fabri
Luchtfoto van het landgoed De Zwaluwenberg. De bosrijke omgeving is goed te zien.
De Zwaluwenberg als landgoed
Via de familie Bodeman komt de grond in 1842 in bezit van Johannes Ruijs, een Amsterdamse makelaar. Samen met zijn vrouw Ida breidt hij het landgoed in de loop der jaren steeds verder uit, vooral naar het oosten. De familie Ruijs maakt het landgoed niet alleen groter, maar ook mooier. Aan de noordzijde laten ze bossen aanplanten, met slingerende wandelpaden die de op dat moment gangbare romantische stijl weergeven. Aan de zonnige zuidzijde worden akkers en een kwekerij ingericht. De familie gebruikt het landgoed vooral als zomerhuis en in de jaren zestig laat Johannes Ruijs een uitkijktoren bouwen op het hoogste punt van het land, de Koepel van Ruijs. De toren is zo hoog dat men vanuit hier zelfs de toenmalige Zuiderzee kan zien. Helaas vliegt de koepel in 1880 door een blikseminslag in brand en wordt volledig verwoest. Ruijs zit na deze gebeurtenis niet stil en laat op en rondom dezelfde plek een aantal nieuwe gebouwen neerzetten, waaronder een koetshuis, schuren en een woning voor zichzelf.
Beeld: NIMH, collectie Fabri
Prentbriefkaart van de publiekstrekkers op het landgoed begin jaren 1900.
Landgoed voor iedereen
Een bijzonder aspect van het landgoed is dat het terrein doorkruist is met openbare wandelpaden, waardoor het voor het publiek toegankelijk is. Dit is dan ook een van de redenen waarom Ruijs een restaurant, een speeltuin en een doolhof laat aanleggen. De laatste blijkt de grootste publiekstrekker. Ondertussen is het landgoed in tweeën gesplitst: de spoorlijn Hilversum-Utrecht loopt er dwars doorheen. Als Johannes Ruijs in 1883 overlijdt, blijkt dat zijn zoon geen interesse heeft in het gebied: het landgoed gaat na veertig jaar in de verkoop.
Zandgraven voor Amsterdam
De familie Copijn, een bekende tuinarchitectenfamilie uit Groenekan, wordt in 1885 de nieuwe eigenaar van het landgoed. Zij gebruiken de grond niet om op te wonen, maar eigenlijk alleen om zand af te graven. Dat wordt daarna naar Amsterdam vervoerd, waar het gebruikt wordt als fundering voor nieuwbouwwijken. Het weghalen van de grote hoeveelheden zand heeft zijn sporen achtergelaten. Het huidige landgoed ligt namelijk zo’n twintig meter hoger dan de gebieden eromheen. Na veertien jaar doet de familie het landgoed van de hand. Deze keer wordt het echter geen familiebezit, maar koopt de Nederlandsche Bouwmaatschappij het landgoed op. Deze firma heeft grootse plannen. Op de plek moet een villapark komen, met 43 woningen. Lokale bewoners vinden dit echter helemaal niets en het gemeentebestuur verhindert in 1910 de uiteindelijke bouw van het park. De bouwmaatschappij heeft geen andere keuze dan het landgoed te koop zetten.
Engelse inspiratie
Doordat jonkheer Ernest de Pesters in 1912 het landgoed aanschaft, komt het weer in particuliere handen. Op het hoogste punt van het landgoed, waar de publiekstrekkers te vinden zijn, laat hij een grote villa bouwen. Op verzoek van Grace McColl, de vrouw van De Pesters, wordt de villa gebouwd in Engelse landhuisstijl. Het huis is een evenbeeld van het landhuis Glebelands dat in het Engelse Wokingham staat. Wat het typisch Engels maakt, zijn onder andere de felrode bakstenen gevels, de natuurstenen kozijnen en vensterbanken, de grote ronde voordeur en forse schoorstenen. Naast het landhuis, laat De Pesters ook een conciërgewoning op het terrein bouwen. In 2002 wordt zowel het landhuis als de conciërgewoning en bijbehorende tuin aangemerkt als Rijksmonument. Tijdens de jaarlijkse Open Monumentendag is Landgoed De Zwaluwenberg toegankelijk voor publiek.
Beeld: Mediacentrum Defensie, Fotograaf: SM Hilbert Buter
De voorkant van het landhuis. De kenmerkende Engelse landhuisstijl is duidelijk zichtbaar door onder andere de felrode bakstenen gevels en forse schoorstenen.
Beeld: Glebelands Care Home
De voorkant van het landhuis Glebelands in het Engelse Wokingham dat de basis is geweest voor De Zwaluwenberg. Daar heeft het alleen een andere functie. Het is namelijk een verzorgingshuis dat 24-uurs verpleging en verzorging biedt.
Van familiehuis tot hoofdkwartier
Na het overlijden van mevrouw De Pesters in 1933 verlaat de familie het landgoed. Vanaf dan komen verschillende groepen in het landhuis terecht. Zo fungeert het tijdelijk als internaat en vordert de overheid in 1939 het huis ten dienste van de mobilisatie. Gemobiliseerde militairen slapen verspreid door het huis op stro. De Duitse bezetter gebruikt het vervolgens om er een Luchtafweer- en brandweereenheid onder te brengen. De Duitsers laten het huis aansluiten op de waterleiding. Vlak na de oorlog doet De Zwaluwenberg dienst als basis voor een Canadese verbindingseenheid, die zorgt voor het opzetten en onderhouden van de verbindingen tussen diverse militaire eenheden. Na het vertrek van de Canadezen staat het landhuis maar kort leeg. Het wordt vanaf 1946 de standplaats van de Inspecteur-Generaal der Koninklijke Landmacht (IGKL) en zijn staf. Het landgoed ligt vrij centraal en beschikt bovendien over kamers die kunnen dienen als ontvangst- en vergaderruimtes. Aangezien familie De Pesters nog formeel eigenaar is, huurt de Nederlandse staat het aanvankelijk. Zo’n vijf jaar later wordt de staat officieel eigenaar van het zeventien hectare beslaande landgoed. Voor de beeldvorming: dit zijn zo’n 24 voetbalvelden.
Beeld: Mediacentrum Defensie, Fotograaf: SM Hilbert Buter
In dit idyllische buitenhuis dat ook op het landgoed te vinden is, heeft een aantal IGK’s gewoond. Tegenwoordig wordt het gebruikt als gastenverblijf en als overnachtingsplek voor personeelsleden die lange dagen moeten werken.
Beeld: NIMH, collectie Fabri
Winter op het landgoed De Zwaluwenberg, 1980-1990. Zullen we het ooit nog meemaken?
Vergaderen in stijl
Veel aspecten van de inrichting en aankleding van De Zwaluwenberg herinneren nog aan de dertig jaar waarin Prins Bernhard hier als IGK de dienst uitmaakte. Sinds het huis het hoofdkwartier van de IGK is, heeft de Dienst der Genie twee renovaties uitgevoerd, in 1976 en in 1993/1994. Met een aantal aanpassingen kunnen er ook grotere bijeenkomsten, vergaderingen en diners plaatsvinden. Dat dit een goede zet is, blijkt vandaag de dag nog steeds. Het landgoed is bijvoorbeeld al een aantal keren gebruikt voor kabinetsformaties. Bovendien vinden er af en toe militaire oefeningen plaats. Tenslotte dient de rustige en natuurlijke omgeving als een fijne plek om problemen en conflicten op te lossen, wat het uitermate geschikt maakt als uitvalsbasis voor de IGK.
Beeld: Mediacentrum Defensie, Fotograaf: SM Hilbert Buter
Deze Canadese Esdoorn is een ent van de originele esdoorn uit de tuin van Paleis het Loo. Prinses Juliana schenkt de esdoorn in 1946 aan haar moeder koningin Wilhelmina ter herinnering aan het verblijf van het gezin in Canada gedurende de Tweede Wereldoorlog. De boom die hier nu staat is geplant op 16 september 2020 ter ere van het 75-jarig bestaan van het instituut IGK. Tot op de dag van vandaag heet deze plek het Juliana-tuintje, omdat prinses Juliana hier vaak zat in de tijd dat prins Bernhard IGK was.