Hulp van het thuisfront
Wie zorgt er voor je familie als je zelf moet blijven varen in oorlogstijd? Het is een vraag die duizenden mannen bezighoudt als ze tijdens de Tweede Wereldoorlog vastzitten op zee. Kapitein Abraham Filippo besluit om de in Nederland achtergebleven gezinnen te hulp te schieten.

Tijdens de Duitse inval in mei 1940 zijn veel Nederlandse koopvaardijschepen buitengaats. Verreweg de meeste schepen komen niet meer terug naar het bezette Nederland. De bemanning vaart nu in geallieerde dienst. Zolang zij op zee zijn, ontvangt het thuisfront een deel van het salaris.
Financieel steunfonds
De Duitsers laten de salarissen van de opvarenden in eerste instantie ongemoeid. Tot 1941. Dan worden de uitbetalingen aan de families in Nederland sterk verminderd, om zo de mannen onder druk te zetten. De Duitsers willen namelijk dat ze stoppen met varen voor de geallieerden. Filippo gaat zich dan inzetten voor de Zeemanspot, een illegaal steunfonds dat zorgt voor de achtergebleven families van zeevarenden. Eerst is de Zeemanspot afhankelijk van giften, maar dat verandert als de Nederlandse regering in ballingschap garant gaat staan voor leningen. Burgers en bedrijven lenen de Zeemanspot flinke bedragen.

Bank van het verzet
In maart 1943 slaat de Zeemanspot een grote slag. De Duitsers verklaren alle bankbiljetten van 1000 gulden ongeldig. De Zeemanspot helpt instellingen en burgers met het omwisselen van de ongeldig geworden biljetten. Hierdoor groeien de reserves van de Zeemanspot zo hard, dat er geld genoeg is voor de oprichting van het Landrottenfonds. Deze ‘bank van het verzet’ financiert bijvoorbeeld de Spoorwegstaking van 1944. Filippo blijft zich tot aan de bevrijding met zijn Zeemanspot inzetten voor de zeevarenden.
Het werk van Abraham Filippo voorziet duizenden gezinnen in oorlogstijd in hun levensonderhoud. Zelf wordt Filippo tijdens de laatste oorlogsmaanden ziek. Hij overlijdt vlak na de bevrijding.