Zeeman in hart en nieren
De Vlissingse Ary Romijn is zeeman in hart in nieren. Hij begint al als twaalfjarige jongen op de koopvaardij. Maar zijn jarenlange ervaring beschermt hem niet tegen de oorlogsgevaren op zee.

Als de Tweede Wereldoorlog begint is Romijn zesenveertig jaar oud en inmiddels opgeklommen tot kapitein. In 1941 wordt zijn schip de Almkerk slachtoffer van een torpedoaanval. Het schip vaart weliswaar in konvooi maar de andere schepen kunnen niet helpen, omdat het risico dat ze ook getroffen worden door de Duitse onderzeeboten te groot is. Onder aanvoering van Romijn kunnen alle opvarenden het zinkende schip op tijd verlaten. De sloepen dobberen twee lange dagen rond, voordat ze eindelijk worden opgepikt door een Brits schip.
Opnieuw onder vuur
In 1942 is Romijn gezagvoerder op de koopvaarder Aagtekerk. Wanneer hij een getorpedeerd schip probeert te ontwijken, ontdekt hij de periscoop van een Duitse onderzeeboot boven water. Romijn kiest de aanval en ramt de onderzeeboot. Met kanonschoten brengt hij de vijandelijke boot tot zinken.
Nog datzelfde jaar wordt de Aagtekerk aangevallen door Duitse duikbommenwerpers. Het schip vliegt in brand en enkele bemanningsleden zijn op slag dood. Romijn zelf raakt zwaargewond. Ondanks de vele brandwonden blijft hij alles op alles zetten om de overlevenden in veiligheid te brengen. Het vuur bereikt ook de reddingssloepen, waardoor de bemanning is aangewezen op de vlotten. Romijn verlaat als laatste het brandende schip, maar niet per vlot. Hij springt de zee in.
Blijven varen
Zijn verwondingen zijn zo ernstig dat de artsen denken dat hij het niet zal overleven. Wekenlang vecht Romijn voor zijn leven. Maar hij weigert op te geven. Na vijf maanden loopt hij weer. En het bloed kruipt waar het niet gaan kan. In januari 1943 gaat hij weer terug naar zee. Voor zijn moedige optreden tijdens de oorlog wordt hij onderscheiden met de Militaire Willems-Orde.