Jarenlang weg van huis en haard
Johan Roeterink vaart net een maand als gezagvoerder op een koopvaardijschip als in september 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Wat hij dan nog niet weet is dat hij ruim zes jaar zijn gezin zal moeten missen.

De koopvaardijschepen merken op zee direct de gevolgen van de oorlog, ook al is Nederland dan nog neutraal. In de winter van 1939 wordt het schip van Roeterink in het Kanaal ter hoogte van het Franse Brest, getorpedeerd door een Duitse onderzeeboot. Na een hevige explosie zinkt het motorschip De Tajandoen razendsnel. Bovendien lekt het schip olie, dat zich als een brandende vlek verspreid over de zee. De opvarenden haasten zich naar de reddingssloepen. Roeterink, zijn bemanning en passagiers roeien zich met moeite door de vuurzee. Het overgrote deel van de opvarenden wordt veilig aan land gebracht door Belgische en Italiaanse schepen.
Ongerust thuisfront
Ook het thuisfront beleeft ondertussen angstige tijden. Nog diezelfde dag brengen radio en kranten namelijk het nieuws over de gezonken Tajandoen. De opluchting is dan ook groot als de familie hoort dat Roeterink de ramp heeft overleefd.

Voor Roeterink blijft het niet bij deze aanval. In 1942 vaart hij op het schip de Moena als ook deze koopvaarder het doelwit wordt van een torpedoaanval. De bemanningsleden schrikken wakker van de explosie en zien dat het achterschip zinkt. Vanuit de reddingsboot moet Roeterink weer machteloos toekijken hoe zijn schip in de golven verdwijnt. Ondanks een urenlange zoektocht worden vier opvarenden niet teruggevonden. De overlevenden worden de volgende dag opgepikt door een Brits schip.
Eindelijk thuis
De vaarplicht dwingt Roeterink op zee te blijven, ondanks de voortdurende oorlogsdreiging. Pas in september 1945 vaart hij de haven van Amsterdam binnen. Na zes lange jaren op zee krijgt hij van zijn familie een warm onthaal. Hij is terug bij zijn gezin. Eindelijk thuis.