De achttienjarige Frits Henderickx droomt van een leven als kunstenaar. Aan die dromen komt een abrupt einde met de Duitse inval in Nederland in mei 1940.
Niet opgewassen
Henderickx wordt tijdens de mobilisatie opgeroepen als dienstplichtige en verdedigt Nederland tijdens de Meidagen. Zijn eenheid blijkt niet opgewassen tegen de Duitse overmacht. Henderickx wordt als krijgsgevangene afgevoerd naar Duitsland, om drie weken later weer vrij gelaten te worden.
Beeld: NIMH, collectie Krijgsgevangenschap en kampen, 1942 – 1945
Frits Henderickx als dienstplichtig soldaat tijdens de mobilisatie van 1939-1940.
Hel
Die vrijheid duurt tot 1943. Dan krijgt hij de oproep zich te melden voor krijgsgevangenschap. Via verschillende kampen belandt hij in ‘de hel van Brüx’. Een synthetische benzinefabriek waar hij onder dwang werkt in de Duitse oorlogsindustrie. Niet alleen in zijn werk schuilt gevaar, regelmatig wordt de fabriek bestookt door geallieerde bommenwerpers.
Creatieve houvast
In het kamp is zijn creativiteit zijn uitlaatklep. Het is zijn houvast. Hij schetst de rauwe realiteit van het kampleven. Het is voor hem de manier om de dagelijkse beklemming en angst te doorbreken.
Beeld: NIMH, collectie Krijgsgevangenschap en kampen, 1942 – 1945
Creativiteit als uitlaatklep in de hel van Brüx. Tekening van medegevangene Piet van Eijk, in januari 1944 gemaakt door Frits Henderickx.
Ziekte
De slechte omstandigheden in het kamp eisen steeds meer hun tol. Henderickx belandt in een veldhospitaal, niet ver van het arbeitskommando. Hij overleeft zijn ziektebed, maar wordt nooit meer helemaal de oude. Terug naar de fabriek hoeft hij niet meer. Zijn arts schrijft voor dat hij alleen nog maar licht werk mag verrichten.
Blijvende herinnering
Henderickx blijft in Brüx tot het Rode Leger in april 1945 aan de poort staat. Sterk verzwakt keert hij eind mei terug naar Nederland. Zijn tekeningen vormen een blijvende herinnering aan zijn twee jaar achter prikkeldraad.