Als Duitsland op 10 mei 1940 Nederland binnenvalt, heeft dat ook gevolgen voor de toenmalige Nederlandse koloniën in het Caribisch gebied en in de Indonesische archipel. Het sein ‘Berlijn’ wordt via de radio verspreid. Hierdoor weet de Nederlandse koloniale overheid in Indonesië, maar ook in Suriname en op de Caribische eilanden, dat zij een al gemaakt plan in werking moet zetten: de internering van alle Duitse mannen in de Nederlandse koloniën.

Internering van vijanden

In de Indonesische archipel worden op en direct na 10 mei 1940 bijna drieduizend mannen opgepakt. Dit zijn niet alleen Duitse mannen, maar ook Oostenrijkers, Tsjechen, Hongaren en tot Nederlander genaturaliseerde mannen van Duitse afkomst. Deze interneringen kunnen plaatsvinden op basis van de staat van oorlog, die vanaf 10 mei 1940 in het gehele Koninkrijk geldt. Niet alleen ‘staatsvijandelijke’ mannelijke burgers worden opgepakt. Circa vijfhonderd leden van de Indische NSB worden op basis van hun politieke voorkeur ook geïnterneerd. Ook worden op Java bijna 150 Duitse vrouwen geïnterneerd.

Beeld: © KITLV/Universiteitsbibliotheek Leiden

Op het eiland Onrust, in de baai van Batavia, worden vanaf mei 1940 Duitse mannen opgesloten in een tijdelijk interneringskamp. Zij slapen daar in barakken.

De interneringskampen

De opgepakte mannen worden eerst opgesloten in regionale kampen verspreid over de Indonesische archipel. De Duitse vrouwen en zo’n dertig vrouwelijke leden van de Indische NSB worden opgesloten in Banyu Biru op Java. De grootste interneringskampen voor mannen zijn op het eilandje Onrust, voor de kust van Jakarta en in Ngawi, in Oost-Java. De kampen worden gecontroleerd door artsen die bij het Rode Kruis werken. De omstandigheden in de regionale kampen laten te wensen over, vooral op Onrust.

Beeld: © Bataviaasch Nieuwsblad / Bataviaasch Nieuwsblad

De kranten in Nederlands-Indië berichtten uitgebreid over de verplaatsing van de Duitse mannen van het interneringskamp op Onrust, via de haven van Batavia naar het nieuwe gezamenlijke interneringskamp in het noorden van Sumatra. Het vervoer van de mannen gaat onder zware bewaking van militairen van het KNIL.

Groot nieuw interneringskamp

De koloniale overheid besluit in de zomer van 1940 een groot nieuw kamp te bouwen. Dit wordt gebouwd in de Alasvallei bij de plaats Lawé Sigalagala, in het noorden van Sumatra. Het kamp bestaat uit rijen houten barakken met betonnen vloeren. Een van de barakken is speciaal bedoeld voor mensen die bij de Nederlandse koloniale overheid bekendstaan als fanatieke nazi’s. Zij worden apart van de andere mannen opgesloten.

Beeld: © Studienwerk Deutsches Leben in Ostasien

In 1941 schildert Karl Alexander Koch de barakken van het kamp Lawé Sigalagala in de Alasvallei op Sumatra. Koch is tot de oorlog directeur van het Straits und Sunda Syndikat. Hij wordt op 10 mei 1940 geïnterneerd.

In het kamp heerst een beperkte militaire discipline met een ochtend-, middag- en een avondappèl. De mannen houden zich bezig met tuinieren of houtsnijwerk. Zij mogen twee briefkaarten per week versturen, die door de kampleiding gelezen en soms gecensureerd wordt. De bewaking van het kamp wordt uitgevoerd door militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL).

Vrouwen en kinderen

Na de internering van de Duitse mannen, worden hun bezittingen onteigend. Dit heeft impact op de mannen met een gezin: hun echtgenotes of partners (niet iedereen was formeel getrouwd) en eventuele kinderen blijven daardoor veelal zonder bezittingen achter. Gezinnen die tot de oorlog in een huis van de werkgever van de man wonen, staan plots op straat. Vrouwen die afkomstig zijn uit Duitsland hebben vaak geen sociaal vangnet in de kolonie Nederlands-Indië. Ook heeft de koloniale samenleving zich tegen hen gekeerd en worden zij door hun Nederlandse buren met de nek aangekeken. Deze vrouwen zijn afhankelijk van de wees- en boedelkamers, die de vermogens van de Duitse families beheren.

Oorlog dwarsboomt terugkeer

Voor Duitse vrouwen en hun kinderen zijn er ‘beschermingskampen’ ingericht op Java. In juni 1941 krijgen zij de mogelijkheid om uit Nederlands-Indië te vertrekken en naar Duitsland terug te gaan, waar veel Duitse vrouwen voor kiezen. Hun reisplannen worden gedwarsboomd door de oorlogssituatie: Duitsland is de Sovjet-Unie binnengevallen en reizen door Rusland is niet meer mogelijk. Veel vrouwen vertrekken wel uit Indonesië, maar belanden in China of Japan. Zij blijven daar tot 1946, als zij wel weer naar Duitsland kunnen reizen. Indonesische en Nederlands-Indische vrouwen, die door hun huwelijk met een Duitse man de Duitse nationaliteit hebben gekregen, kunnen vaak terugvallen op hun familie in de Indonesische archipel.

Beeld: © Vancouver Archives

De Japanse oceanliner Asama Maru wordt in de Tweede Wereldoorlog ingezet voor het vervoeren van Duitse en Japanse burgers. Op 4 juli 1941 vertrekken 390 Duitse vrouwen en 360 kinderen met dit schip vanuit Tanjung Priok, de haven van Batavia. Zij zouden via Japan en de Sovjet-Unie naar Duitsland reizen. Door de Duitse inval in de Sovjet-Unie gaat dat niet door. Een deel van de vrouwen gaat in China van boord en de rest blijft tot 1946 in Japan.

Duitse vrouwen en kinderen op Java

De Duitse vrouwen die tijdens de Japanse tijd, vanaf maart 1942, nog in de Indonesische archipel zijn achtergebleven, moeten van de Japanners in het voormalige vakantieoord in Sarangan, Oost-Java, gaan wonen. Hier wordt een Duitse school opgericht, waar alle in Sarangan wonende Duitse kinderen verplicht naartoe moeten. De school staat onder leiding van Lydia Bode. Een deel van de Duitse vrouwen in Nederlands-Indië en Japan krijgt via de Duitse ambassade in Kobe (Japan) financiële steun uit Duitsland tijdens de oorlog.

Beeld: © KITLV/Universiteitsbibliotheek Leiden

Duitse vrouwen en kinderen verblijven tussen 1943 en 1949 in het voormalige vakantieoord in Sarangan in Oost-Java. Hier is een Duitse school opgericht, waar alle kinderen verplicht naartoe moeten.