“We wisten nog niets van salaris, duur van het dienstverband of iets dergelijks, maar wat doet het ertoe? De jongens hebben ons nodig, dus gaan we.” Dit is de motivatie die Francisca ‘Ciske’ van der Plas uitspreekt tegenover een verslaggever vlak voor haar vertrek naar Korea in oktober 1950. De 33-jarige Amsterdamse Van der Plas is één van de twee verpleegsters van het Vrouwen Hulp Korps (VHK), de vrouwenafdeling van de Koninklijke Landmacht, die met het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN) naar Korea reist. Het is het begin van een tumultueuze uitzending die maar liefst zes jaar zal duren.

Beeld: NIMH, collectie E. Staf

Van der Plas aan het werk in Korea.

Een haastige oproep

Slechts drie weken eerder zit Van der Plas nog in Indonesië, waar ze in verschillende militaire ziekenhuizen werkt. Vóór haar tijd in Indonesië werkt ze als verpleegkundige in het Sint Antonius Ziekenhuis in Utrecht, en volgt ze een opleiding tot maatschappelijk werkster. Het tekort aan verpleegkundigen bij de strijdkrachten is voor haar reden om zich aan te melden voor het VHK. In april 1950 vertrekt ze in de rang van sergeant naar Indonesië. Hoewel de onafhankelijkheidsstrijd daar inmiddels al is gestreden, is medische hulp nog altijd nodig.

Al na een paar maanden, in oktober 1950, volgt een oproep vanuit Nederland voor twee ervaren verpleegkundigen. De missie: het bijstaan van het NDVN dat nog diezelfde maand richting Korea vertrekt. Er is haast bij. Van der Plas en haar collega Clasina ‘Ina’ Koopman melden zich direct aan en op 13 oktober zitten ze al in het vliegtuig naar Nederland.

Beeld: NIMH, collectie E. Staf

Francisca Van der Plas schudt op 25 oktober 1950 de hand van NDVN-commandant Marinus Den Ouden tijdens haar beëdiging op het Prinses Julianakamp te Kijkduin. Een dag later vertrekt het detachement naar Korea.

Naar het oorlogsgebied

Na nauwelijks een week van intensieve voorbereidingen en een bevordering tot tweede luitenant vertrekken Van der Plas en Koopman met het NDVN vanuit Rotterdam op de SS Zuiderkruis richting Korea. Een maand later, op 23 november 1950, meert de Zuiderkruis aan in Pusan, de kuststad waar de Zuid-Koreaanse en Amerikaanse eenheden naartoe zijn teruggedreven eerder dat jaar. De Nederlandse militairen trekken naar het front, waar zij op 3 januari 1951 voor het eerst in vuurgevecht met de vijand komen. Van der Plas en Koopman blijven achter in Pusan om in een militair hospitaal te werken waar de gewonden van de zware gevechten nog altijd liggen opgestapeld.

Bijna drie maanden lang horen de twee VHK’sters niets van het NDVN, totdat zij op een ochtend in februari 1951 plotseling in het Nederlands worden begroet in het hospitaal. Het zijn de eerste gewonden van de strijd bij Hoengsong, waarbij zeventien Nederlandse mannen sneuvelen en 48 Nederlandse militairen gewond raken. De mannen zijn niet dezelfde die de verpleegsters drie maanden eerder hebben uitgezwaaid. Deze hebben lange baarden en zitten onder het vuil van de zware tijd aan het front.

Juist op dat moment worden Van der Plas en Koopman overgeplaatst naar een ziekenhuis in Tokio, Japan, waar de meeste Nederlandse gewonden aan het herstellen zijn. Hier zorgen de twee VHK’sters voor gewonde militairen van alle nationaliteiten, maar de Nederlanders krijgen nog net iets meer aandacht. Zo schrijft Van der Plas brieven voor hen die dat door hun verwondingen niet meer kunnen en informeert ze de mannen aan het front over de toestand van hun kameraden in het hospitaal.

Beeld: NIMH, collectie E. Staf

Bijzonder. Op de Amerikaanse ambassade in Den Haag krijgt Van der Plas de Bronze Star uitgereikt, 6 juli 1954.

De missie gaat door

Als hun uitzending van een jaar erop zit, besluit het overgrote deel van het NDVN terug te keren naar Nederland. Slechts twintig van de 636 man die naar Korea zijn gegaan, tekenen bij. Ook Van der Plas tekent bij en zal nog tot juni 1953 aan het NVDN verbonden blijven. Ze brengt deze tijd door in Tokio, maar ook dichtbij het front aan de 38e breedtegraad als verpleegkundige van het 8063e Mobile Army Surgical Hospital (M.A.S.H.). Tijdens gevechten stromen de gewonden hier binnen en wordt soms dagenlang gewerkt zonder pauzes, afgewisseld met periodes van totale verveling.

Van der Plas haar buitengewone inzet als verpleegster brengt haar internationale lof en diverse onderscheidingen, waaronder een Amerikaanse Bronze Star in maart 1953. In de vermelding wordt haar aanstekelijke hoge moraal geprezen, net als haar loyaliteit, initiatief en toewijding aan haar plicht.

Nog niet klaar

Als de wapenstilstand van juli 1953 dichterbij komt wordt Van der Plas opgeroepen om terug te keren naar Nederland. Hiervan wil ze echter niets weten. Ze dient haar ontslag in bij het VHK en gaat werken voor het United Nations Korean Reconstruction Agency (UNKRA). Hier krijgt zij een gigantische taak toebedeeld. Ze wordt benoemd tot hoofdverpleegster van de provincie Noord-Cholla, waar ze verantwoordelijk is voor het opleiden van Koreaanse verpleegkundigen en maar liefst elf ziekenhuizen overziet. Ook staan er ruim vijftig poliklinieken en meerdere vluchtelingenkampen en weeshuizen in haar gebied, waartussen ze in haar jeep dagelijks honderden kilometers aflegt over onherbergzame wegen.

Pas in oktober 1956 keert Van der Plas eindelijk terug naar Nederland, zes jaar na haar hectische vertrek op de SS Zuiderkruis. In 1959 sluit ze zich opnieuw aan bij de opvolger van het VHK, de Militaire Vrouwen Afdeling (MILVA), waar ze tot haar pensioenleeftijd in 1975 zal dienen.