De Vestingwet in de verlenging

Met de Vestingwet in de hand dacht het vooruitstrevende deel van de volksvertegenwoordiging eindelijk grip te hebben op de defensie-uitgaven. De praktijk bleek weerbarstig. Acht jaar stond ervoor, maar dat bleek te optimistisch gedacht. Gebakkelei in de Tweede Kamer had het project flink vertraagd. Hoe verder?

De Vestingwet herzien

In 1882 diende de minister van Oorlog een wetsvoorstel in om de Vestingwet uit 1874 te herzien. Hij hoopte op een politiek compromis. Aan de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) en de stellingen in Zuidwest-Nederland was niet getornd. Ook de Stelling van Amsterdam stond er nog in, maar dat was een vanzelfsprekendheid. Zoals een tijdgenoot het zei: “In het oog van heel de wereld staat Nederland, zoolang van de torentransen van Amsterdam de Hollandsche driekleur blijft wapperen.” De kringstelling rond Amsterdam moest het ‘nationaal reduit’ worden, het laatste toevluchtsoord als Vesting Holland was gevallen.

De minister schrapte het plan om een reeks sperforten buiten Vesting Holland te bouwen. Die bij Westervoort en Pannerden zouden worden gemoderniseerd. De Zuiderwaterlinie reduceerde hij tot bruggenhoofden bij Moerdijk en Willemstad (die er nooit zouden komen). De verdedigingswerken aan de Westerschelde en de Grebbelinie liet de minister helemaal weg. Zes jaar extra – en meer geld – dacht hij nodig te hebben om het vestingstelsel te voltooien.

Wetsvoorstel ingetrokken

Met dit uitgeklede plan hoopte de minister in twee zaken te voorzien: een snelle afronding van de Vestingwet en geld om ook het leger en de vloot te moderniseren. Voor deze ‘levende weermiddelen’ was nauwelijks oog geweest door de aandacht voor het vestingstelsel. Maar alle goede bedoelingen ten spijt: het wetsvoorstel bracht opnieuw iedereen in beroering. De krantenlezers smulden ervan. Uiteindelijk gaf de minister er de brui aan en trok zijn voorstel in. De bestaande Vestingwet bleef stilzwijgend gehandhaafd.

Stelling van Amsterdam

Het nationaal reduit kwam er. Na een schoorvoetend begin, en een lange periode van stilstand, startte aan het einde van de eeuw de aanleg van de Stelling van Amsterdam. Die onderbreking was overigens niet gepland. De uitvinding van de brisantgranaat vereiste schietproeven en een nieuw fortontwerp. Bovendien hield de discussie over het tracé aan. Die hing ook samen met de ‘verpleging’ binnen de stelling: de beschikbaarheid van voedsel en drinkwater tijdens een belegering. Gedurende deze jaren werd bijna uitsluitend aan de inundatiesluizen en -kades gewerkt. Daarna ging het snel en bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog lag er een geducht systeem van forten, tussenbatterijen en inundaties rond de hoofdstad.