Wat vooraf ging

In de Vestingwet stond welke verdedigingslinies prioriteit kregen. De rest verloor hun functie en kon ontmanteld worden. Aan de totstandkoming van de wet gingen tientallen jaren discussie vooraf. Alles draaide om de vraag hoe Nederland bij een aanval het best zijn verdediging kon inrichten.

De Nieuwe Hollandse Waterlinie

De verdedigingsdiscussie begon in 1840, kort na de definitieve afscheiding van België. Koning Willem II introduceerde toen het concept van de 'geconcentreerde verdediging'. Hij wilde de vijand niet meer opwachten aan de grenzen, maar in het binnenland. Om precies te zijn: aan de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). Deze strook van inundaties, forten en vestingen – lopende van Muiden tot aan de Biesbosch – zou de hoofdverdedigingslinie moeten worden en het dichtbevolkte en economisch belangrijke Holland moeten beschermen. 

Verschillende meningen

De meeste kenners waren het daarmee eens. Over de vraag wat er met de oude vestingen en linies in het oosten van het land moest gebeuren, liepen de meningen echter uiteen. Het Comité van Defensie, het belangrijkste adviesorgaan van de minister van Oorlog, bepaalde in 1850 dat vrijwel alle oude werken moesten blijven bestaan. Ze waren onmisbaar voor het vertragen van een eventuele vijandelijke aanval. Ver van de NHW gelegen steden als Nijmegen, Grave, Bergen op Zoom, Maastricht en Venlo bleven daarom 'vestingwerken der eerste klasse'.

Tegenstanders wierpen op dat het geld voor het onderhoud van al deze vestingen beter aan andere zaken besteed kon worden. Bovendien zou het leger door de vele vestingen teveel verspreid raken. Men sprak in dat verband zelfs van 'schadelijke vestingen'. 

Belang van de linies

Lang wisten conservatieve krachten hervormingen tegen te houden, maar dit veranderde na de Deens-Duitse oorlog van 1864. De Deense nederlaag maakte voor de Nederlandse militaire top duidelijk dat versnippering van de landstrijdkrachten desastreuze gevolgen kon hebben. Van enkele verafgelegen vestingsteden werd afstand gedaan, maar volledig terugvallen op de NHW bleek een brug te ver. Opeenvolgende ministers bleven vasthouden aan dan weer de IJssel, dan weer de Grebbelinie als voorpost van de NHW, zodat voldoende tijd gewonnen kon worden voor het stellen van inundaties. 

De discussie over waar de verdediging moest worden gevoerd – en dus ook waar het geld heen moest – sleepte jaren voort. Mede door de snelle wapentechnologische ontwikkelingen in deze periode wisselden de inzichten elkaar in rap tempo af. Wat de ene bewindsman omarmde kon de volgende terugdraaien. Vanuit de Tweede Kamer groeide hierdoor de behoefte aan duidelijkheid. Zij wenste een wettelijke vaste regeling. Deze zou er uiteindelijk op 18 april 1874 komen in de vorm van de 'Wet tot regeling en voltooiing van het vestingstelsel', oftewel de Vestingwet.